ECLI:NL:HR:2014:3048

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 oktober 2014
Publicatiedatum
28 oktober 2014
Zaaknummer
13/03355
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen arrest Gerechtshof 's-Hertogenbosch inzake noodweerexces

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gedateerd 7 mei 2013, met nummer 20/002370-12. De verdachte, geboren in 1976, heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. R.J. Baumgardt. In een eerder arrest van de Hoge Raad op 8 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1695, werd geoordeeld dat de verdachte onvoldoende belang had bij de klacht dat het Hof het slachtoffer ten onrechte niet als getuige had beëdigd. De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft in een aanvullende conclusie geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte beoordeeld. De eerste klacht, die betrekking had op de getuigenverklaring van het slachtoffer, werd als tevergeefs voorgesteld beschouwd. De tweede klacht betrof de verwerping door het Hof van een beroep op noodweerexces. De Hoge Raad oordeelde dat deze klacht ook niet tot cassatie kon leiden. Dit was in overeenstemming met artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 28 oktober 2014 het beroep verworpen. Dit arrest is uitgesproken door de vice-president W.A.M. van Schendel, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma, in aanwezigheid van de waarnemend griffier S.C. Rusche.

Uitspraak

28 oktober 2014
Strafkamer
nr. 13/03355
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 7 mei 2013, nummer 20/002370-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976.

1.Geding in cassatie

1.1.
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld.
1.2.
De Hoge Raad heeft bij arrest van 8 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1695, geoordeeld dat de verdachte onvoldoende rechtens te respecteren belang heeft bij de klacht van het middel dat het Hof het slachtoffer ten onrechte niet als getuige heeft beëdigd en dat de Advocaat-Generaal in de gelegenheid behoort te worden gesteld zich uit te laten over de andere klacht van het middel.
1.3.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft bij aanvullende conclusie geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het middel

Naar uit voormeld tussenarrest van de Hoge Raad volgt is de eerste klacht van het middel tevergeefs voorgesteld.
De tweede klacht van het middel komt op tegen de verwerping door het Hof van een beroep op noodweerexces. Het middel kan ook in zoverre niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel in zoverre niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
28 oktober 2014.