ECLI:NL:HR:2014:3042

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 oktober 2014
Publicatiedatum
28 oktober 2014
Zaaknummer
13/01582
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekverlening ten onrechte bij gedetineerde verdachte

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 oktober 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte was ten tijde van de behandeling van zijn zaak in hoger beroep gedetineerd in verband met een andere strafzaak. Het Hof had verstek verleend tegen de verdachte, die niet was verschenen, en het onderzoek voortgezet. De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het Hof om verstek te verlenen onjuist was, aangezien de verdachte niet vrijwillig afstand had gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn bij de behandeling van zijn zaak. De Hoge Raad benadrukte het belang van de aanwezigheid van de verdachte tijdens de rechtszitting en concludeerde dat de verdachte de mogelijkheid moet krijgen om zijn zaak alsnog in zijn tegenwoordigheid te laten behandelen. Dit leidde tot de vernietiging van het bestreden arrest en de terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof voor een nieuwe behandeling.

De zaak kwam aan de orde na een beroep in cassatie door de verdachte, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. R.J.M. Oerlemans. De Advocaat-Generaal P.C. Vegter had geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft de argumenten van de verdachte gevolgd en vastgesteld dat de dagvaarding rechtsgeldig was betekend, maar dat de omstandigheden rondom de detentie van de verdachte niet bekend waren bij de rechter. Dit heeft geleid tot de conclusie dat het recht van de verdachte om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht, was geschonden. De Hoge Raad heeft de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, zodat deze opnieuw kan worden behandeld.

Uitspraak

28 oktober 2014
Strafkamer
nr. 13/01582
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 29 januari 2013, nummer 20/000990-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J.M. Oerlemans, advocaat te 's-Hertogenbosch, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing van de zaak naar het Hof teneinde deze op het bestaande beroep opnieuw te berechten en af te doen.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel strekt ten betoge dat het Hof ten onrechte verstek heeft verleend tegen de niet verschenen verdachte aangezien deze ten tijde van de behandeling van zijn zaak ter terechtzitting in hoger beroep uit anderen hoofde was gedetineerd en hij niet vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn recht om bij de behandeling van zijn zaak aanwezig te zijn.
2.2.1.
Bij de op de voet van art. 434, eerste lid, Sv aan de Hoge Raad gezonden stukken bevinden zich:
(i) een akte van uitreiking - gehecht aan het dubbel van de dagvaarding om te verschijnen op de terechtzitting in hoger beroep van 15 januari 2013 - inhoudende dat die dagvaarding op 6 december 2012 is uitgereikt aan een persoon die zich bevond op het GBA-adres van de verdachte;
(ii) het proces-verbaal van voormelde terechtzitting inhoudende dat aldaar de verdachte noch een raadsman is verschenen, dat tegen de verdachte verstek is verleend en dat het onderzoek is gesloten.
2.2.2.
In cassatie zijn - door middel van aanhechting aan de schriftuur - overgelegd:
(i) een door de Rechter-Commissaris in de Rechtbank Oost-Brabant op 15 januari 2013 tegen de verdachte verleend bevel tot bewaring voor een termijn van veertien dagen waarvan de Officier van Justitie op genoemde datum de tenuitvoerlegging heeft gelast;
(ii) een "proces verbaal t.b.v. raadkamerzitting d.d. 23 januari 2013, verdachte [verdachte]" inhoudende dat de verdachte op 12 januari 2013 is aangehouden, op 13 januari 2013 in verzekering is gesteld en op 15 januari 2013 in bewaring is gesteld.
2.3.
Uitgangspunt is dat indien de dagvaarding van een verdachte die is ingeschreven in een GBA, rechtsgeldig is betekend en de verdachte noch zijn raadsman op de terechtzitting is verschenen, de rechter - behoudens duidelijke aanwijzingen van het tegendeel - kan uitgaan van het vermoeden dat de verdachte vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn recht om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht. Nochtans bestaat de mogelijkheid dat achteraf moet worden vastgesteld dat aan het recht van de verdachte om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht, is tekortgedaan. Dit kan zich voordoen indien de verdachte, zoals naar moet worden aangenomen hier het geval is geweest, ten tijde van de behandeling van zijn zaak in verband met een andere strafzaak was gedetineerd zonder dat dit de rechter bekend was.
2.4.
Uit de hiervoor onder 2.2.2 vermelde stukken - aan de herkomst en betrouwbaarheid waarvan in redelijkheid niet kan worden getwijfeld - moet worden afgeleid dat de verdachte ten tijde van de behandeling van zijn zaak in hoger beroep in verband met een andere strafzaak was gedetineerd, zodat de beslissing van het Hof om tegen de verdachte verstek te verlenen en het onderzoek ter terechtzitting voort te zetten, achteraf bezien onjuist was. Gelet op het grote belang van de verdachte om bij de behandeling van zijn zaak aanwezig te zijn brengt het vorenoverwogene mee dat de verdachte de mogelijkheid dient te hebben om zijn zaak alsnog in hoger beroep in zijn tegenwoordigheid te doen behandelen. Dit leidt ertoe dat het bestreden arrest moet worden vernietigd en dat de zaak moet worden teruggewezen opdat deze opnieuw wordt berecht en afgedaan.
2.5.
Het middel is dus terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier
E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
28 oktober 2014.