ECLI:NL:HR:2014:3039

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 oktober 2014
Publicatiedatum
24 oktober 2014
Zaaknummer
13/04555
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over proceskostenveroordeling en bewijslastverdeling bij subjectieve cumulatie

In deze zaak, die op 24 oktober 2014 door de Hoge Raad is behandeld, gaat het om een cassatieberoep ingesteld door Adrina Produkties B.V. en Bassie Produkties B.V. tegen een eindarrest van het gerechtshof Den Haag. De zaak betreft een proceskostenveroordeling in het kader van subjectieve cumulatie, waarbij de Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en arresten die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de klachten die in de cassatiedagvaarding zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, wat inhoudt dat er geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en Adrina c.s. veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerders zijn begroot op nihil. De uitspraak is openbaar gedaan door raadsheer G. de Groot, en de zaak is behandeld door een vijfkoppige kamer onder leiding van vice-president E.J. Numann.

Uitspraak

24 oktober 2014
Eerste Kamer
nr. 13/04555
EV/LZ
1. ADRINA PRODUKTIES B.V.,
2. BASSIE PRODUKTIES B.V.,
beide gevestigd te Vlaardingen,
EISERESSEN tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens,
t e g e n
1. [verweerder 1],
wonende te [woonplaats],
2. [verweerder 2],
wonende te [woonplaats],
3. [verweerder 3],
wonende te [woonplaats],
4. [verweerder 4],
wonende te [woonplaats],
5. [verweerder 5],
wonende te [woonplaats],
6. [verweerder 6],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Adrina c.s. en [verweerder] c.s.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 290477/HA ZA 07-2103 van de rechtbank Rotterdam van 19 december 2007 en 5 augustus 2009;
b. de arresten in de zaak 200.054.829/01 van het gerechtshof Den Haag van 20 december 2011 (tussenarrest) en 21 mei 2013 (eindarrest).
Het eindarrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het eindarrest van het hof van 21 mei 2013 hebben Adrina c.s. beroep in cassatie ingesteld.
De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerder] c.s. is verstek verleend.
De zaak is voor Adrina c.s. toegelicht door hun advocaat.
De conclusie van de waarnemend Advocaat-Generaal A. Hammerstein strekt tot verwerping.

3.Beoordeling van de middelen

De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Adrina c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] c.s. begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren C.E. Drion, G. Snijders, G. de Groot en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
24 oktober 2014.