In deze zaak, die op 24 oktober 2014 door de Hoge Raad is behandeld, gaat het om een geschil tussen V.O.C. Beheer B.V. en DMA Vastgoed B.V. V.O.C. c.s. heeft cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag, dat op 19 maart 2013 is gewezen. De zaak betreft aansprakelijkheidsrecht en de vraag of de koper, die handelt voor een lastgever, onrechtmatig heeft gehandeld wanneer de lastgever niet in staat is om de financiering rond te krijgen en blijkt te zijn insolvabel. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank 's-Gravenhage en het arrest van het hof, die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak.
De Hoge Raad heeft de klachten van V.O.C. c.s. in het cassatiemiddel niet gegrond verklaard. De Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden, en dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad het beroep van V.O.C. c.s. verwerpt.
In de beslissing heeft de Hoge Raad V.O.C. c.s. ook veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van € 8.475,34, bestaande uit € 6.275,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De uitspraak is openbaar gedaan door raadsheer G. de Groot.