ECLI:NL:HR:2014:3021

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 oktober 2014
Publicatiedatum
23 oktober 2014
Zaaknummer
14/01406
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen naheffingsaanslag dividendbelasting door [X] Beheer B.V.

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van [X] Beheer B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag, die betrekking heeft op een naheffingsaanslag in de dividendbelasting voor het jaar 2003. De Hoge Raad heeft eerder een arrest gewezen op 3 mei 2013, waarin de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam werd vernietigd en de zaak werd verwezen naar het Gerechtshof Den Haag voor verdere behandeling.

In het tweede geding in cassatie heeft [X] Beheer B.V. beroep ingesteld tegen de uitspraak van het Hof, waarbij twee middelen zijn voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft hierop een verweerschrift ingediend, gevolgd door een conclusie van repliek van de belanghebbende en een conclusie van dupliek van de Staatssecretaris.

De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, aangezien de middelen geen rechtsvragen oproepen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft ook geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, en dit arrest is openbaar uitgesproken op 24 oktober 2014.

Uitspraak

24 oktober 2014
nr. 14/01406
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X] Beheer B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Den Haagvan 28 januari 2014, nr. BK‑13/00425, betreffende de aan belanghebbende over het jaar 2003 opgelegde naheffingsaanslag in de dividendbelasting.

1.Het eerste geding in cassatie

De uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam is op het beroep van belanghebbende bij arrest van de Hoge Raad van 3 mei 2013, nrs. 12/01371 en 12/03274, ECLI:NL:HR:2013:BZ9151, BNB 2013/157, vernietigd, met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof Den Haag (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.

2.Het tweede geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij twee middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
De Staatssecretaris heeft een conclusie van dupliek ingediend.

3.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 24 oktober 2014.