ECLI:NL:HR:2014:3019

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 oktober 2014
Publicatiedatum
23 oktober 2014
Zaaknummer
13/06214
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake omzetbelasting

In deze zaak heeft [X] B.V. beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam, die op 14 november 2013 was gewezen in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank te Haarlem. De zaak betreft een door [X] B.V. op aangifte voldaan bedrag aan omzetbelasting over het tijdvak juli 2008. De Hoge Raad heeft de zaak op 24 oktober 2014 behandeld onder nummer 13/06214.

De belanghebbende, [X] B.V., heeft een middel voorgesteld in het cassatieberoep. De Staatssecretaris van Financiën heeft hierop gereageerd met een verweerschrift. Vervolgens heeft de belanghebbende een conclusie van repliek ingediend, waarop de Staatssecretaris weer een conclusie van dupliek heeft ingediend.

De Hoge Raad heeft het voorgestelde middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij werd opgemerkt dat het middel geen nadere motivering behoeft, omdat het niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Ten slotte heeft de Hoge Raad beslist dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten en heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Het arrest is uitgesproken door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier, in het openbaar.

Uitspraak

24 oktober 2014
nr. 13/06214
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Amsterdamvan 14 november 2013, nr. 12/00322, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 11/2291) betreffende een door belanghebbende op aangifte voldaan bedrag aan omzetbelasting over het tijdvak juli 2008.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
De Staatssecretaris heeft een conclusie van dupliek ingediend.

2.Beoordeling van het middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren D.G. van Vliet en E.N. Punt, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 24 oktober 2014.