In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 oktober 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende aanslagen in de waterschapsbelastingen voor de jaren 2009 tot en met 2011. De belanghebbende, Stichting [X], had beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank Rotterdam van 8 augustus 2013. De Rechtbank had geoordeeld dat de aanslagen in de watersysteemheffing en wegenheffing terecht waren opgelegd naar het tarief voor gebouwde onroerende zaken, omdat het ziekenhuis dat in aanbouw was, als 'gebouwd eigendom' moest worden aangemerkt volgens de Waterschapswet.
De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal R.L.H. IJzerman gevolgd, die op 25 juni 2014 had geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar van het waterschap Hollandsche Delta de aanslagen terecht heeft opgelegd, en dat het begrip 'gebouwd eigendom' in de Waterschapswet moet worden uitgelegd in overeenstemming met de Wet WOZ. Dit betekent dat een gebouw in aanbouw, zoals het ziekenhuis in deze zaak, als een 'gebouwd eigendom' wordt beschouwd.
De Hoge Raad heeft verder opgemerkt dat er geen nadere invulling wordt gegeven aan de begrippen 'gebouwde onroerende zaken' en 'gebouwd eigendom' in de Waterschapswet. De wetgever heeft met de invoering van de Wet WOZ beoogd om een afstemming te bereiken tussen de verschillende belastingwetten, en daarom moeten gelijkluidende begrippen op gelijke wijze worden uitgelegd. De Hoge Raad heeft in dit arrest ook teruggekomen op een eerdere opvatting uit 1998, waarin werd gesteld dat een opstal in aanbouw niet als gebouwd eigendom kon worden aangemerkt.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, en geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest bevestigt de uitleg van de relevante bepalingen in de Waterschapswet en de Wet WOZ, en biedt duidelijkheid over de status van gebouwen in aanbouw met betrekking tot belastingheffing.