Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
4.Slotsom
5.Beslissing
7 januari 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 januari 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1984, was eerder veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wegens handelen in strijd met artikel 197 (oud) van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak de relevante jurisprudentie uiteengezet, waaronder eerdere arresten die de noodzaak benadrukken voor de rechter om te verifiëren of de stappen van de terugkeerprocedure zijn doorlopen voordat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd. Dit is van belang in het kader van de terugkeerrichtlijn, die de rechten van verdachten waarborgt in het strafproces.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het Hof in het bestreden arrest niet heeft aangetoond dat het zich ervan heeft vergewist dat de terugkeerprocedure correct was doorlopen. Dit gebrek in de motivering heeft geleid tot de vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging. De Hoge Raad heeft de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof Amsterdam, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht in het kader van het bestaande hoger beroep.
De Hoge Raad heeft het beroep van de verdachte voor het overige verworpen, wat betekent dat de andere onderdelen van de veroordeling in stand blijven. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in de strafoplegging en de noodzaak voor rechters om de juiste procedures te volgen, vooral in zaken die onder de terugkeerrichtlijn vallen.