ECLI:NL:HR:2014:2905

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 oktober 2014
Publicatiedatum
3 oktober 2014
Zaaknummer
14/02585
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over tussentijdse beëindiging in WSNP en schending sollicitatieplicht

In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure die is ingesteld door verzoekers tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Amsterdam en een arrest van het hof, die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak. De verzoekers, die beiden wonen in [woonplaats], hebben beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof, waarin zij zich niet konden vinden. De advocaat van de verzoekers, mr. P.J.Ph. Dietz de Loos, heeft het cassatierekest ingediend, dat aan het arrest is gehecht. De Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.

De Hoge Raad heeft de klachten die in het middel zijn aangevoerd, beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), er geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de eerdere uitspraak van het hof bevestigt en het beroep verwerpt.

De uitspraak is gedaan op 3 oktober 2014 en is openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot. De zaak betreft belangrijke juridische thema's zoals de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling op basis van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP) en de schending van de sollicitatieplicht, wat van belang is voor de belangenafweging in het kader van de boedelachterstand.

Uitspraak

3 oktober 2014
Eerste Kamer
14/02585
LZ/LH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [verzoekster 1],
2. [verzoeker 2],
beiden wonende te [woonplaats],
VERZOEKERS tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.Ph. Dietz de Loos.
Verzoekers zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoekers]

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak met insolventienummers C/13/10/147-R en C/13/11/1089-R van de rechtbank Amsterdam van 5 december 2012 en 26 februari 2014;
b. het arrest in de zaak 200.142.873/01 van het gerechtshof Amsterdam van 8 mei 2014.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof hebben [verzoekers] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem strekt tot verwerping.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, C.E. Drion en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
3 oktober 2014.