3.2.2 Beide partijen zijn van het tussenvonnis van de rechtbank in hoger beroep gegaan. Het hof heeft in het incidenteel appel de eerste grief van St. Gobain, inhoudende dat de rechtbank terstond het octrooi met terugwerkende kracht had behoren nietig te verklaren wegens gebrek aan inventiviteit, gegrond geoordeeld.
Om die reden heeft het hof de principale grieven van Rockwool wegens gebrek aan belang niet besproken en het principale beroep van Rockwool verworpen.
Hetgeen het hof daartoe heeft overwogen, kan - voorzover in cassatie van belang - als volgt worden samengevat.
(a) In hoger beroep is geen grief gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat de nieuwheidsvraag beoordeeld diende te worden op de voet van art. 2 ROW (1910). Daarom gaat het erom of de werkwijze waarop de conclusies van het octrooi zijn gericht, op zichzelf beschouwd nieuw en inventief was gezien de stand van de techniek, waarmee bedoeld is: al hetgeen voor 25 november 1969 door een beschrijving of op enige andere wijze openbaar toegankelijk is geworden, waarbij niet van belang is of de toepassing als kweekmedium van de met de werkwijze verkregen minerale wol 'iets bijzonders' zou inhouden en nieuw en inventief zou zijn, noch of de bevochtigbare minerale wol op zichzelf 'iets bijzonders' (nieuw en inventief) zou zijn, nu conclusies gericht op het voortbrengsel (de bevochtigbare minerale wol) of de toepassing daarvan als kweekmedium ontbreken. (rov. 4 en 6)
(b) Ten tijde van het indienen van de aanvrage was Rockwool zelf er kennelijk reeds van overtuigd dat dergelijke conclusies wegens gebrek aan nieuwheid en inventiviteit niet voor verlening van octrooi in aanmerking kwamen. (rov. 6)
(c) Uit de beknopte bespreking van de stand van de techniek in het door St. Gobain als bezwarend voor de nieuwheid en/of de inventiviteit van de geoctrooieerde werkwijze naar voren gebrachte, Zweedse octrooischrift 188.723 is het de vakman direct duidelijk dat men het oog heeft gehad op de algemeen bekende werkwijze voor het vervaardigen van poreuze matten van minerale wol waarbij een geringe hoeveelheid van een oplossing van een bindmiddel op de zwevende vezels wordt verstoven, voor welke algemeen bekende werkwijze onder meer kan worden verwezen naar het Franse octrooischrift 1.472.426 en het Britse octrooischrift 736.358, die beide in het octrooi zijn genoemd, en naar het Amerikaanse octrooischrift 2.604.427. (rov. 7)
(d) In het Zweedse octrooischrift 188.723 is niet letterlijk vermeld dat bij bedoelde algemeen bekende werkwijze als te verstuiven middel een 'bevochtigingsmiddel' kan worden toegevoegd, maar de vakman weet op grond van zijn algemene vakkennis dat ionenactieve middelen, oppervlakte-actieve middelen met hydrofiele groepen zijn en als bevochtigingsmiddelen kunnen dienen, zodat de vakman het toevoegen van een hydrofiel bevochtigingsmiddel in het Zweedse octrooischrift zal 'meelezen', temeer gezien het verband waarin het begrip 'ionenaktieve Mittel' in dit octrooischrift wordt gebruikt, namelijk onmiddellijk volgend op en kennelijk in tegenstelling tot 'wasserabweisende Mittel'. (rov. 8)
(e) Het Zweedse octrooischrift 188.723 vermeldt niet dat men een oplossing van het bevochtigingsmiddel verstuift in een hoeveelheid overeenkomend met ten hoogste 2 gew.% bevochtigingsmiddel in het poreuze product, maar dat slechts zoveel dient te worden verstoven dat de vezels in het eindproduct met een dun deklaagje van het middel worden bekleed. (rov. 9)
(f) Niet tot de algemene vakkennis zijn te rekenen de door St. Gobain in verband met de hoeveelheid van ten hoogste 2 gew.% aangehaalde specifieke octrooischriften, waaronder het Britse octrooischrift 736.358, waaruit reeds bekend is dat dunne, gelijkmatige deklaagjes op de vezels worden verkregen door (verstuiving van) een kleine hoeveelheid van (een zeer verdunde waterige dispersie van) het impregneermiddel welke niet meer bedraagt dan 1 gew.%, bijvoorbeeld 0,6-0,8%, betrokken op de minerale vezels, zijnde het eindproduct. (rov. 10)
(g) Gelet op het Zweeds octrooischrift 188.723, dat niet nieuwheidsschadelijk is, zal de vakman te rade gaan bij de hoeveelheden die voor andere impregneermiddelen worden gebruikt, zoals de hoeveelheid van minder dan 1 gew.% bindmiddel volgens het Britse octrooischrift 736.358 en vanzelf komen tot de werkwijze volgens conclusie 1, zodat het octrooi inventiviteit mist. (rov. 11)
(h) De werkwijze volgens conclusie 2, dat toevoegt dat het bevochtigingsmiddel in de bindmiddeloplossing is opgenomen, is evenmin inventief nu, gezien het Britse octrooischrift 736.358 en het Amerikaanse octrooischrift 2.604.427, het voor de gemiddelde vakman bekend is in de te verstuiven oplossing van het bindmiddel andere stoffen op te nemen teneinde aan de minerale vezels van het eindproduct specifieke, gewenste eigenschappen te geven en deze stoffen in een enkele vloeistof te verstuiven. Het ligt daarom voor de hand het bevochtigingsmiddel in de oplossing van het bindmiddel op te nemen waardoor apart verstuiven niet nodig is. (rov. 12)