ECLI:NL:HR:2014:2815

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 september 2014
Publicatiedatum
25 september 2014
Zaaknummer
14/01820
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet tijdige betaling van griffierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 september 2014 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof Den Haag. Het beroep betreft een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2007, alsook een aanslag in de inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld, waarbij de griffier belanghebbende op 14 mei 2015 heeft gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en een termijn van vier weken heeft gesteld voor betaling. Belanghebbende heeft echter niet binnen deze termijn het griffierecht voldaan.

Daarnaast heeft de griffier op 25 juni 2014 belanghebbende de gelegenheid geboden om binnen vier weken te reageren op het niet tijdig betalen van het griffierecht. Deze termijn eindigde op 23 juli 2014, maar belanghebbende heeft hier niet tijdig op gereageerd. De brief die op 25 juli 2014 bij de Hoge Raad is ingekomen, werd als te laat ingekomen buiten beschouwing gelaten.

Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. In de beslissing heeft de Hoge Raad tevens bepaald dat het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 122 aan hem zal worden teruggegeven. Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en is openbaar uitgesproken op 26 september 2014.

Uitspraak

26 september 2014
Nr. 14/01820
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Den Haagvan 25 februari 2014, nr. BK-12/00898, betreffende een aan belanghebbende voor het jaar 2007 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, de daarbij gegeven boetebeschikking en de daarbij gegeven beschikking inzake heffingsrente, alsmede de voor het jaar 2007 opgelegde aanslag in de inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet en de daarbij gegeven beschikking inzake heffingsrente.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 14 mei 2015, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgehaald op de afhaallocatie, gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Het griffierecht is niet binnen de gestelde termijn voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 25 juni 2014, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL eveneens is afgehaald op de afhaallocatie, in de gelegenheid gesteld binnen vier weken na de dagtekening van deze brief mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. Die termijn eindigde op 23 juli 2014. Belanghebbende heeft van deze gelegenheid niet tijdig gebruik gemaakt. De op 25 juli 2014 bij de Hoge Raad ingekomen brief wordt als te laat ingekomen buiten beschouwing gelaten.
Het beroep in cassatie moet op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 26 september 2014.
Het door belanghebbende als griffierecht betaalde bedrag van € 122 wordt door de griffier van de Hoge Raad aan belanghebbende teruggegeven.