Het Hof heeft de betrokkene niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep en daartoe het volgende overwogen:
"De veroordeelde is bij vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 21 maart 2011 bij verstek veroordeeld in de strafzaak onder parketnummer 01-850031-10. Tegen dit vonnis heeft veroordeelde op 28 april 2011 hoger beroep ingesteld. In het tegen dit vonnis ingestelde hoger beroep is de veroordeelde bij arrest van dit hof van 4 september 2012 wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard.
Op 21 maart 2011 heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch eveneens vonnis gewezen in de ontnemingszaak tegen de veroordeelde waaraan hetzelfde parketnummer is toegekend. Ook tegen dit vonnis heeft de veroordeelde op 28 april 2011 hoger beroep ingesteld.
De veroordeelde kon volgens de wet hoger beroep instellen gedurende veertien dagen nadat zich een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat het vonnis van de eerste rechter de veroordeelde bekend is.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het volgende gebleken.
In eerste aanleg zijn de strafzaak en de ontnemingszaak van de veroordeelde onder één parketnummer gelijktijdig behandeld ter terechtzitting van 21 maart 2011.
De veroordeelde heeft bij de behandeling van zijn strafzaak in hoger beroep ter terechtzitting van 12 juli 2012 het volgende verklaard:
"Ik was 2 tot 3 minuten te laat op de terechtzitting en ik mocht niets meer zeggen. Ik heb meteen gezegd dat ik in hoger beroep wilde gaan."
Het hof leidt uit deze mededeling af dat de veroordeelde ter terechtzitting van de politierechter op 21 maart 2011 is verschenen nadat het onderzoek in beide zaken reeds was gesloten en dat de veroordeelde de beslissingen van de politierechter zijn meegedeeld, waarna de veroordeelde kenbaar heeft gemaakt hoger beroep te willen instellen. Het hof ziet geen enkele reden om te veronderstellen dat de veroordeelde op dat moment uitsluitend de beslissing in de strafzaak is meegedeeld.
Aldus heeft zich naar het oordeel van het hof op 21 maart 2011 een omstandigheid voorgedaan waaruit voortvloeit dat (ook) het vonnis van de politierechter van die datum in de ontnemingszaak de veroordeelde bekend was en diende het hoger beroep derhalve binnen veertien dagen na 21 maart te worden ingesteld.
Dat levert naar het oordeel van het hof een zodanige omstandigheid op dat de veroordeelde na de uitspraak veertien dagen de tijd had om hoger beroepen in te stellen.
Nu het hoger beroep eerst op 28 april 2011, en dus na het verstrijken van de genoemde termijn van veertien dagen, is ingesteld, dient de veroordeelde in het hoger beroep niet ontvankelijk te worden verklaard."