ECLI:NL:HR:2014:2777

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 september 2014
Publicatiedatum
24 september 2014
Zaaknummer
13/06013
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de 30%-regeling voor jonge profvoetballer met onvoldoende relevante ervaring

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 september 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de toepassing van de 30%-regeling voor een jonge profvoetballer. De belanghebbende, geboren in 1987 en van Belgische nationaliteit, had in de jeugdelftallen van de Belgische voetbalclub [A] gespeeld en was vanaf 1 juli 2005 in dienst van de Nederlandse club [B]. De vraag was of hij in aanmerking kwam voor de 30%-regeling, die belastingvoordelen biedt aan werknemers met specifieke deskundigheid die schaars is op de Nederlandse arbeidsmarkt.

Het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch had eerder geoordeeld dat de relevante ervaring van de voetballer bepalend was voor de toepassing van de regeling. Het Hof stelde dat talent alleen niet voldoende was; de voetballer moest ook relevante werkervaring hebben opgedaan op een niveau dat vergelijkbaar was met de Nederlandse eredivisie. De belanghebbende had onvoldoende bewijs geleverd van zijn ervaring bij de club [A] en kon daarom niet aantonen dat hij over de vereiste specifieke deskundigheid beschikte.

De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof en oordeelde dat de beoordeling van de schaarse specifieke deskundigheid niet alleen op basis van relevante ervaring moest plaatsvinden, maar dat ook andere factoren, zoals opleidingsniveau en beloningsniveau, in onderlinge samenhang moesten worden meegewogen. De Hoge Raad concludeerde dat het Hof geen onjuiste rechtsopvatting had gehanteerd en dat de oordelen van het Hof niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd waren.

De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is van belang voor de toepassing van de 30%-regeling in vergelijkbare gevallen van jonge sporters met beperkte ervaring.

Uitspraak

26 september 2014
nr. 13/06013
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z], België (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof ’s-Hertogenboschvan 1 november 2013, nr. 13/00251, op het hoger beroep van de Inspecteur en het incidenteel hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nr. AWB 11/4159) betreffende de beschikking als bedoeld in artikel 9h, lid 1, van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft de zaak doen toelichten door mr. M. Mees, advocaat te Amsterdam.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
In cassatie kan worden uitgegaan van het volgende.
2.1.1.
Belanghebbende is [in] 1987 geboren en heeft de Belgische nationaliteit.
2.1.2.
Vanaf 1999 heeft belanghebbende in de jeugdelftallen van de Belgische voetbalclub [A] (hierna: [A]) gespeeld. Vanaf het seizoen 2003/2004 werd hij geselecteerd voor de beloften/reserves en vanaf januari 2005 maakte hij deel uit van de eerste selectie van [A]. Belanghebbende is vanaf 2003 voor in totaal 23 wedstrijden geselecteerd voor (jeugd)teams van de Belgische nationale voetbalploeg. Hij was aanvoerder van het nationale team onder 19 jaar.
2.1.3.
Met ingang van 1 juli 2005 is belanghebbende voor de duur van vier jaar in dienst getreden van de Nederlandse voetbalclub [B]. Het bruto basissalaris bij aanvang van de dienstbetrekking bedroeg € 8000 per maand.
2.1.4.
Bij [B] heeft belanghebbende in het seizoen 2005/2006 één wedstrijd gespeeld, waarin hij tien minuten in het veld is geweest. In de loop van dat seizoen is hij verhuurd aan de voetbalclub [C].
2.2.
Voor het Hof was onder meer in geschil of belanghebbende in aanmerking komt voor toepassing van de 30%-regeling.
2.3.
Het Hof heeft geoordeeld dat voor een jonge sporter voor de toepassing van de 30%-regeling het belangrijkste struikelblok niet de leeftijd is, maar veeleer de voor de functie relevante ervaring. Volgens het Hof is talent niet genoeg en moet er bij indiensttreding ook voor de functie relevante werkervaring zijn. Of talent en ervaring zijn uitgegroeid tot een schaarse specifieke deskundigheid kan volgens het Hof worden bepaald aan de hand van de vraag hoe vaak en hoe lang het talent zich vóór indiensttreding in Nederland op het hoogste niveau heeft bewezen dan wel heeft kunnen handhaven. Voor een jonge voetballer moet naar het oordeel van het Hof worden bepaald hoe vaak en hoe lang hij op een niveau heeft gespeeld dat vergelijkbaar is met dat van de Nederlandse eredivisie.
Volgens het Hof heeft belanghebbende, op wie de bewijslast rust, onvoldoende feiten aangevoerd waaruit blijkt hoe vaak hij daadwerkelijk heeft gespeeld bij het eerste elftal van [A]. Daarom moet ervan worden uitgegaan dat belanghebbende bij indiensttreding over onvoldoende voor de functie bij [B] relevante ervaring beschikte, aldus het Hof.
2.4.1.
Op grond van artikel 9a, lid 1, Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 (tekst 2005; hierna: het Besluit), wordt bij de beoordeling of een ingekomen werknemer beschikt over een specifieke deskundigheid die op de Nederlandse arbeidsmarkt niet of schaars aanwezig is in onderlinge samenhang rekening gehouden met – voor zover relevant – (a) het niveau van de door de werknemer gevolgde opleiding, (b) de voor de functie relevante ervaring van de werknemer, en (c) het beloningsniveau van de onderhavige functie in Nederland in verhouding tot het beloningsniveau in het land van herkomst van de werknemer.
2.4.2.
Het middel gaat er terecht vanuit dat de beoordeling of de zojuist bedoelde schaarse specifieke deskundigheid aanwezig is, niet uitsluitend behoort plaats te vinden aan de hand van de factor relevante ervaring. Ook de overige in voornoemd artikel 9a, lid 1, van het Besluit genoemde factoren moeten, voor zover relevant, in hun onderlinge samenhang worden meegewogen. Echter, anders dan het middel betoogt, blijkt uit ’s Hofs uitspraak niet dat het Hof het voorgaande heeft miskend. Met zijn overweging dat in het geval van een jonge sporter het belangrijkste struikelblok de voor de functie relevante ervaring is, heeft het Hof kennelijk tot uitdrukking willen brengen dat in een dergelijk geval de aard van de werkzaamheden meebrengt bij de hiervoor in 2.4.1 bedoelde, door de wet verlangde samenhangende beoordeling van de vermelde voorwaarden – voor zover al relevant - doorslaggevende betekenis toekomt aan de voorwaarde van het beschikken over voldoende voor de functie relevante ervaring. Aldus begrepen geeft het door het middel bestreden oordeel geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Het kan, als verweven met waarderingen van feitelijke aard, voor het overige in cassatie niet op juistheid worden getoetst. Dat oordeel is ook niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd.
2.4.3.
Het Hof is ervan uitgegaan dat de tot schaarse specifieke deskundigheid bijdragende ervaring door een (jonge) voetballer slechts kan worden opgedaan door te trainen en spelen op een niveau dat vergelijkbaar is met dat van de Nederlandse eredivisie. Vervolgens heeft het Hof geoordeeld dat belanghebbende onvoldoende heeft aangevoerd om te voldoen aan de op hem rustende last te bewijzen dat hij over voldoende voor de functie relevante ervaring beschikt. Daarmee heeft het Hof geen blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting. Voor het overige kunnen deze oordelen, als verweven met waarderingen van feitelijke aard, in cassatie niet op juistheid worden getoetst.
2.4.4.
Gelet op hetgeen hiervoor in de onderdelen 2.4.2 en 2.4.3 is overwogene faalt het middel.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.W.C. Feteris als voorzitter, en de raadsheren C. Schaap, P.M.F. van Loon, R.J. Koopman en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 26 september 2014.