Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
23 september 2014.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gedateerd 2 oktober 2013, met nummer 20/000394-12. De verdachte, geboren in 1969, heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. E.G.C. Groenendaal, die middelen van cassatie heeft voorgesteld. De schriftuur met deze middelen is aan het arrest gehecht en maakt daar deel van uit. De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, wat betekent dat hij van mening is dat de middelen niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft volgens artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO) geen nadere motivering, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de zaak niet verder in behandeling neemt en het beroep verwerpt.
De uitspraak is gedaan op 23 september 2014 door de Hoge Raad der Nederlanden, met de raadsheer J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en N. Jörg. De waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg was ook aanwezig bij de uitspraak, die plaatsvond ter openbare terechtzitting.