ECLI:NL:HR:2014:2763

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 september 2014
Publicatiedatum
23 september 2014
Zaaknummer
13/04828
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep in strafzaak

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 4 oktober 2013 werd gewezen. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie beoordeeld aan de hand van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. De advocaat van de verdachte, mr. B.J. Schadd, heeft een middel van cassatie voorgesteld, maar de Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geadviseerd om het cassatieberoep niet-ontvankelijk te verklaren. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten die door de verdachte zijn aangevoerd geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de verdachte klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, of dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft daarom besloten om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren. Deze uitspraak is gedaan op 23 september 2014, waarbij de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren N. Jörg en V. van den Brink. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.

Uitspraak

23 september 2014
Strafkamer
nr. 13/04828
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 4 oktober 2013, nummer 21/005236-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. B.J. Schadd, advocaat te Arnhem, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft schriftelijk het standpunt ingenomen dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk kan worden verklaard.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren N. Jörg en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
23 september 2014.