Uitspraak
wonende te [woonplaats], Filipijnen,
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
7 februari 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 februari 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de erkenning van een buitenlands huwelijk en de daaruit voortvloeiende partneralimentatie. De man, wonende in de Filipijnen, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof 's-Gravenhage. De beschikking van het hof was een bevestiging van een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage. De man was in deze procedure de verzoeker tot cassatie, terwijl de vrouw, die niet verschenen was, als verweerster werd aangeduid.
De Hoge Raad verwijst in zijn uitspraak naar de relevante feiten en eerdere uitspraken, waaronder de beschikking van de rechtbank van 17 augustus 2012 en de beschikking van het hof van 23 januari 2013. De advocaat-generaal, P. Vlas, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, waarop de advocaat van de man heeft gereageerd. De Hoge Raad heeft de klachten die in het cassatierekest zijn aangevoerd, niet gegrond verklaard. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden en dat er geen nadere motivering nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de man verworpen, waarmee de eerdere uitspraken van de lagere rechters in stand zijn gebleven. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door de vice-president E.J. Numann, samen met de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, A.H.T. Heisterkamp en M.V. Polak.