ECLI:NL:HR:2014:2712

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 september 2014
Publicatiedatum
18 september 2014
Zaaknummer
13/06243
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam over immateriële schadevergoeding

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 september 2014 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft een verzoek om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn, dat door de Rechtbank te Haarlem was behandeld. De Rechtbank had in haar uitspraak, genummerd AWB 12/1219, de verzoeken van belanghebbende afgewezen. Belanghebbende heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof, dat op 31 oktober 2013 uitspraak deed onder nummer 12/00716. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende cassatie ingesteld bij de Hoge Raad, waarbij verschillende klachten zijn aangevoerd.

De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten geen nadere motivering behoefden, aangezien zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de uitspraak van het Gerechtshof in stand liet.

Daarnaast heeft de Hoge Raad in zijn beslissing aangegeven dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond, wat betekent dat de eerdere uitspraak van het Gerechtshof blijft staan. Het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 118 wordt door de Griffier van de Hoge Raad aan belanghebbende teruggegeven. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en is een bevestiging van de eerdere rechterlijke beslissingen in deze zaak.

Uitspraak

19 september 2014
Nr. 13/06243
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Amsterdamvan 31 oktober 2013, nr. 12/00716, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 12/1219) betreffende het verzoek van belanghebbende om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.

2.Beoordeling van de klachten

De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer M.A. Fierstra als voorzitter, en de raadsheren R.J. Koopman en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 19 september 2014.
Het door belanghebbende als griffierecht betaalde bedrag van € 118 wordt door de Griffier van de Hoge Raad aan belanghebbende teruggegeven.