ECLI:NL:HR:2014:2704

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 september 2014
Publicatiedatum
18 september 2014
Zaaknummer
14/01102
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over ambtelijk verzuim bij belastingaangifte en navorderingsaanslagen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 september 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 7 januari 2014. De belanghebbende had beroep ingesteld tegen de navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2006 en 2007, alsook tegen de daarbij opgelegde boetes. De Hoge Raad oordeelde dat de belanghebbende in zijn aangifte voor het jaar 2005 aftrekposten had opgevoerd, maar geen antwoord had gegeven op de vragen van de Inspecteur om toelichting en bewijs. De Hoge Raad stelde vast dat het niet beantwoorden van vragen door de belastingplichtige op zichzelf geen ambtelijk verzuim oplevert, mits de Inspecteur de aanslag voor een later jaar vaststelt in overeenstemming met de aangifte van dat jaar. De klachten van de belanghebbende, die uitgingen van een andere rechtsopvatting, werden verworpen. De Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten en verklaarde het beroep in cassatie ongegrond. Dit arrest is openbaar uitgesproken en de uitspraak van het Hof is aan het arrest gehecht.

Uitspraak

19 september 2014
nr. 14/01102
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X-Y]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Den Haagvan 7 januari 2014, nrs. BK‑12/00825, 12/00826 en 12/00852, op het hoger beroep van belanghebbende en de Inspecteur tegen uitspraken van de Rechtbank te ’s-Gravenhage (nrs. AWB 11/8941, 11/8942 en 11/8943) betreffende de aan belanghebbende over de jaren 2006 en 2007 opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven boetebeschikkingen. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van de klachten

2.1.
Het onderhavige geval kenmerkt zich daardoor dat belanghebbende in zijn aangifte voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2005 aftrekposten heeft opgevoerd, en dat hij geen antwoord heeft gegeven op vragen van de Inspecteur om een toelichting en bewijs met betrekking tot die posten te verstrekken.
2.2.
Een dergelijke gang van zaken brengt op zichzelf niet mee dat sprake is van een ambtelijk verzuim indien de belastingplichtige in zijn aangifte voor een later jaar soortgelijke aftrekposten heeft opgevoerd, en de inspecteur de aanslag voor dat latere jaar vaststelt in overeenstemming met die aangifte. De klachten, die uitgaan van een andere rechtsopvatting, falen daarom.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.W.C. Feteris als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 19 september 2014.