ECLI:NL:HR:2014:2689

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 september 2014
Publicatiedatum
18 september 2014
Zaaknummer
13/01402
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak over navorderingsaanslag inkomstenbelasting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 september 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft een beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof van 31 januari 2013, waarin het hoger beroep van de belanghebbende, een inwoner van de Verenigde Staten met domicilie in Utrecht, werd behandeld. De belanghebbende had beroep ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank te Haarlem, die betrekking had op een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2001.

De Staatssecretaris heeft in cassatie twee middelen voorgesteld, maar de Hoge Raad oordeelde dat deze middelen niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad stelde vast dat de middelen geen aanleiding gaven tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, zoals vereist door artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. Dit betekent dat de Hoge Raad de uitspraak van het Gerechtshof bevestigde zonder verdere motivering.

Daarnaast oordeelde de Hoge Raad dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing van de Hoge Raad was dat het beroep in cassatie ongegrond werd verklaard. Tevens werd er een griffierecht van € 478 geheven van de Staatssecretaris van Financiën. Deze uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de cassatieregelgeving en de beperkte ruimte voor cassatie in belastingzaken.

Uitspraak

12 september 2014
Nr. 13/01402
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
de Staatssecretaris van Financiëntegen de uitspraak van het
Gerechtshof Amsterdamvan 31 januari 2013, nr. 10/00392, op het hoger beroep van
[X]te
[Z], Verenigde Staten, domicilie gekozen hebbende te Utrecht, (hierna: belanghebbende) tegen een uitspraak van de Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 08/2996) betreffende de aan belanghebbende over het jaar 2001 opgelegde navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1.Geding in cassatie

De Staatssecretaris heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij twee middelen voorgesteld.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren R.J. Koopman en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 12 september 2014.
Van de Staatssecretaris van Financiën wordt een griffierecht geheven van € 478.