Uitspraak
[X] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof te Amsterdamvan 13 september 2012, nr. 11/00699, betreffende een beschikking inzake de omzetbelasting.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 september 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de rechtmatigheid van een teruggaaf van omzetbelasting door [X] B.V. De belanghebbende had verzocht om teruggaaf van omzetbelasting over het jaar 2009, welke aanvankelijk door de Inspecteur was ingewilligd. Na bezwaar van de belanghebbende, die een aanvullende teruggaaf vroeg, handhaafde de Inspecteur zijn beschikking. De Rechtbank te Haarlem verklaarde het beroep ongegrond, waarna het Hof te Amsterdam de uitspraak van de Rechtbank bevestigde.
De belanghebbende stelde dat zij recht had op aftrek van de door winkeliers in rekening gebrachte omzetbelasting voor goederen die in het kader van een speciaal concept waren aangeschaft. Dit concept stelde buiten de EU woonachtige reizigers in staat om omzetbelastingvrije aankopen te doen. De belanghebbende had facturen ontvangen voor goederen die door klanten waren gekozen en die als reizigersbagage zouden worden uitgevoerd. De vraag was of deze transacties als commissionairstransacties moesten worden aangemerkt, wat zou impliceren dat de belanghebbende recht had op aftrek van de omzetbelasting.
Het Hof oordeelde dat geen sprake was van commissionairstransacties, omdat de klant zelf de keuze had gemaakt om de goederen aan te kopen en deze aankopen direct had betaald, zonder tussenkomst van de belanghebbende. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en oordeelde dat het Hof niet onjuist had geoordeeld. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond, en oordeelde dat de proceskosten niet voor vergoeding in aanmerking kwamen.