ECLI:NL:HR:2014:264

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 februari 2014
Publicatiedatum
6 februari 2014
Zaaknummer
13/05527
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen gemeentelijke aanvulling van persoonslijst

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 februari 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure. De zaak betreft een verzoeker die in beroep ging tegen een beschikking van het gerechtshof Amsterdam, waarin de gemeente Castricum een aanvulling op de persoonslijst van de verzoeker had gedaan. De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.I. van Vlijmen, stelde dat deze aanvulling onterecht was en heeft daarom cassatie ingesteld. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Alkmaar en het gerechtshof Amsterdam, die beide in het voordeel van de gemeente waren uitgevallen.

De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld. De Procureur-Generaal heeft geconcludeerd dat de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard moet worden, omdat hij onvoldoende belang zou hebben bij het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft deze conclusie overgenomen en geoordeeld dat de klachten van de verzoeker geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit kan zijn omdat de verzoeker niet voldoende belang heeft bij de uitkomst van de procedure of omdat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraken van de lagere rechters in stand blijven. Deze beslissing is openbaar uitgesproken door vice-president E.J. Numann, samen met de andere raadsheren.

Uitspraak

7 februari 2014
Eerste Kamer
nr. 13/05527
LZ/NH
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. J.I. van Vlijmen,
t e g e n
HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE PUBLIEKRECHTELIJKE RECHTSPERSOON GEMEENTE CASTRICUM,
gevestigd te Castricum,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] en de Gemeente.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak 132728/HA RK 11-118 van de rechtbank Alkmaar van 23 februari 2012;
b. de beschikking in de zaak 200.105.608/01 van het gerechtshof Amsterdam van 13 augustus 2013.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het standpunt van de Procureur-Generaal strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van verzoeker in zijn beroep op de in art. 80a lid 1 RO vermelde grond.
De advocaat van [verzoeker] heeft bij brief van 24 december 2013 op dit standpunt gereageerd.

3.Beoordeling van de ontvankelijkheid

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal onder 3-10).
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a lid 1 RO en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, M.V. Polak en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president E.J. Numann op
7 februari 2014.