ECLI:NL:HR:2014:252

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 februari 2014
Publicatiedatum
6 februari 2014
Zaaknummer
13/02255
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep van [X] B.V. tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake vennootschapsbelasting

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van [X] B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, die betrekking heeft op de vennootschapsbelasting. De zaak is ontstaan na een beschikking van de Inspecteur, waarbij het verlies van belanghebbende voor het jaar 2003 werd vastgesteld. Na bezwaar tegen deze beschikking heeft de Inspecteur het verlies verhoogd. De Rechtbank te Breda heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende hoger beroep heeft ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Dit hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd.

De Hoge Raad heeft eerder, op 20 januari 2012, een arrest gewezen waarbij de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch werd vernietigd en de zaak werd verwezen naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. Het Hof heeft vervolgens de uitspraak van de Rechtbank opnieuw bevestigd. Belanghebbende heeft hierop beroep in cassatie ingesteld, waarbij een middel werd voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, aangezien het middel geen rechtsvragen oproept die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten en heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Het arrest is uitgesproken op 7 februari 2014 door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.

Uitspraak

7 februari 2014
Nr. 13/02255
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, van 26 maart 2013, nr. 12/00060, betreffende een beschikking als bedoeld in artikel 20b, lid 1, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.

1.Het geding in feitelijke instanties

De Inspecteur heeft, gelijktijdig met het vaststellen van de aanslag in de vennootschapsbelasting van belanghebbende voor het jaar 2003, het bedrag van het verlies van dat jaar bij beschikking vastgesteld. Het bedrag van het verlies is, na tegen de beschikking gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur verhoogd.
De Rechtbank te Breda (nr. AWB 07/2234) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch.
Dit Hof (nr. 08/00682) heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd.

2.Het eerste geding in cassatie

De uitspraak van het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch is op het beroep van belanghebbende bij arrest van de Hoge Raad van 20 januari 2012, nr. 10/01694, ECLI:NL:HR:2012:BV1386, BNB 2012/115, vernietigd, met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof te Arnhem (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.
Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd.

3.Het tweede geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

4.Beoordeling van het middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

5.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

6.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren R.J. Koopman en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2014.