ECLI:NL:HR:2014:249

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 februari 2014
Publicatiedatum
6 februari 2014
Zaaknummer
12/01315
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen naheffingsaanslag omzetbelasting en boetebeschikking

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 februari 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een naheffingsaanslag in de omzetbelasting en een daarbij opgelegde boetebeschikking. De belanghebbende, een fiscale eenheid bestaande uit [X1] B.V. en [X2] B.V., had beroep ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, die op 27 januari 2012 was gewezen. Dit hoger beroep volgde op een eerdere uitspraak van de Rechtbank Breda, die de naheffingsaanslag en de boete had bevestigd. De naheffingsaanslag betrof het tijdvak van 1 januari 2008 tot en met 31 januari 2008.

De belanghebbende heeft in cassatie verschillende middelen voorgesteld, maar de Hoge Raad oordeelde dat deze middelen niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad baseerde deze beslissing op artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, en concludeerde dat de voorgestelde middelen geen rechtsvragen opriepen die van belang waren voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad geen verdere motivering nodig achtte voor zijn beslissing.

Daarnaast heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten, wat betekent dat de kosten van de procedure niet door een van de partijen vergoed hoeven te worden. De uitspraak van de Hoge Raad resulteerde in de ongegrondverklaring van het beroep in cassatie, waarmee de eerdere uitspraken van de lagere rechters in stand blijven.

Uitspraak

7 februari 2014
Nr. 12/01315
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van de
Fiscale eenheid [X1] B.V. en [X2] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof te 's-Hertogenboschvan 27 januari 2012, nr. 10/00781, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Breda (nr. AWB 09/4692) betreffende de aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2008 tot en met 31 januari 2008 opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting en de daarbij gegeven boetebeschikking.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling (zie HR 31 januari 2014, nr. 12/01314, ECLI:NL:HR:2014:145).

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren D.G. van Vliet, E.N. Punt, R.J. Koopman en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2014.