ECLI:NL:HR:2014:2480

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 augustus 2014
Publicatiedatum
26 augustus 2014
Zaaknummer
14/00045
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitlevering van de opgeëiste persoon aan de Republiek Turkije

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 augustus 2014 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 13 december 2013, met nummer RK 13/4999. Het beroep was ingesteld door de opgeëiste persoon, die in deze zaak wordt vertegenwoordigd door advocaat T.M.D. Buruma. De zaak betreft een verzoek tot uitlevering van de opgeëiste persoon aan de Republiek Turkije. De Hoge Raad had eerder, op 17 juni 2014, in een ander arrest (ECLI:NL:HR:2014:1442) geoordeeld dat drie van de vier voorgestelde middelen van cassatie niet tot cassatie konden leiden. De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft in een aanvullende conclusie geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad heeft de overige middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft daarom het beroep verworpen.

Deze uitspraak is gedaan door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, samen met de raadsheren J. de Hullu en V. van den Brink, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

26 augustus 2014
Strafkamer
nr. S 14/00045 U
ES
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 13 december 2013, nummer RK 13/4999, op verzoeken van de Republiek Turkije tot uitlevering van:
[de opgeëiste persoon], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973.

1.Geding in cassatie

1.1.
Het beroep is ingesteld door de opgeëiste persoon. Namens deze heeft T.M.D. Buruma, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld.
1.2.
De Hoge Raad heeft bij arrest van 17 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1442, geoordeeld dat het eerste, het tweede en het vierde middel niet tot cassatie kunnen leiden en dat de Advocaat-Generaal in de gelegenheid behoort te worden gesteld zich uit te laten over de overige middelen.
1.3. De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft bij aanvullende conclusie geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
1.4.
De raadsvrouwe heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van de overige middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en V. van den Brink, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
26 augustus 2014.