ECLI:NL:HR:2014:243

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 februari 2014
Publicatiedatum
6 februari 2014
Zaaknummer
12/01141
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen naheffingsaanslag omzetbelasting en boetebeschikking

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 februari 2014 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van Fiscale eenheid [X1] B.V. en [X2] B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van het Hof van 27 januari 2012, nr. 10/00780, die op zijn beurt weer voortvloeide uit een eerdere uitspraak van de Rechtbank Breda (nr. AWB 09/4691). De zaak betreft een naheffingsaanslag in de omzetbelasting die aan belanghebbende was opgelegd voor het tijdvak van 1 februari 2008 tot en met 29 februari 2008, alsook de daarbij gegeven boetebeschikking.

Belanghebbende heeft een aantal middelen voorgesteld in het cassatieberoep. De Staatssecretaris van Financiën heeft hierop een verweerschrift ingediend, waarna belanghebbende een conclusie van repliek heeft ingediend. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij werd opgemerkt dat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft verder geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Deze uitspraak is gedaan door de vice-president en vier raadsheren, en is openbaar uitgesproken op 7 februari 2014.

Uitspraak

7 februari 2014
Nr. 12/01141
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
Fiscale eenheid [X1] B.V. en [X2] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof te 's-Hertogenboschvan 27 januari 2012, nr. 10/00780, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Breda (nr. AWB 09/4691) betreffende de aan belanghebbende over het tijdvak 1 februari 2008 tot en met 29 februari 2008 opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting en de daarbij gegeven boetebeschikking.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling (zie HR 31 januari 2014, nr. 12/01314, ECLI:NL:HR:2014:145).

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren D.G. van Vliet, E.N. Punt, R.J. Koopman en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2014.