Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
4.Slotsom
5.Beslissing
28 januari 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 januari 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wegens handelen in strijd met artikel 197 (oud) van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak de toepasselijke overwegingen herhaald uit eerdere arresten en benadrukt dat de rechter die een onvoorwaardelijke gevangenisstraf oplegt, zich moet vergewissen dat de stappen van de terugkeerprocedure zijn doorlopen. Dit is van belang voor de motivering van de beslissing. In het bestreden arrest bleek niet dat het Hof deze stappen had gecontroleerd, wat leidde tot de ambtshalve vernietiging van de strafoplegging. De Hoge Raad heeft de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof Den Haag voor herbehandeling van de strafoplegging, terwijl het beroep voor het overige werd verworpen. De uitspraak benadrukt het belang van de terugkeerprocedure in het strafrecht en de noodzaak voor rechters om deze procedure in acht te nemen bij het opleggen van straffen.