ECLI:NL:HR:2014:193

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 januari 2014
Publicatiedatum
28 januari 2014
Zaaknummer
12/01552
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanhoudingsverzoek wegens ziekte en de gevolgen voor het aanwezigheidsrecht van de verdachte

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 januari 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte had verzocht om aanhouding van de behandeling van zijn zaak wegens medische omstandigheden, maar dit verzoek werd door het Hof afgewezen. De verdachte had een faxbericht gestuurd waarin hij aangaf niet in staat te zijn om ter terechtzitting te verschijnen, en verwees naar een brief van zijn behandelend arts. Het Hof oordeelde echter dat er geen medische verklaring was ontvangen, wat leidde tot de afwijzing van het verzoek tot aanhouding.

De Hoge Raad herhaalt in zijn overwegingen eerdere jurisprudentie en benadrukt het belang van het aanwezigheidsrecht van de verdachte, zoals gewaarborgd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De Hoge Raad oordeelt dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat het verzoek tot aanhouding niet kon worden ingewilligd op basis van het ontbreken van een medische verklaring, terwijl deze verklaring daags voor de zitting wel degelijk was ingekomen bij de centrale balie van het Hof.

De Hoge Raad concludeert dat de afwijzing van het verzoek tot aanhouding niet draagkrachtig was en vernietigt de bestreden uitspraak. De zaak wordt terugverwezen naar het Gerechtshof Den Haag, zodat deze opnieuw kan worden berecht en afgedaan. Dit arrest benadrukt de noodzaak voor rechters om zorgvuldig om te gaan met verzoeken tot aanhouding, vooral wanneer deze zijn onderbouwd met medische verklaringen.

Uitspraak

28 januari 2014
Strafkamer
nr. S 12/01552
AJ/NA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 16 december 2011, nummer 22/001604-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. H. Sytema, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt over de afwijzing door het Hof van het verzoek tot aanhouding van de behandeling van de zaak.
2.2.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 16 december 2011 houdt in dat de verdachte aldaar niet is verschenen en voorts:
"De voorzitter doet mededeling van een faxbericht, d.d. 15 december 2011 met bijlage, inhoudende de mededeling van de verdachte dat hij op grond van persoonlijke medische omstandigheden niet in staat is om ter terechtzitting te verschijnen en het verzoek tot aanhouding van de zaak.
De voorzitter deelt mede dat de verdachte in zijn faxbericht verwijst naar de brief van zijn behandelend arts die hij als bijlage 1 zou hebben toegevoegd maar dat deze bijlage ontbreekt. De verdachte is door de administratie van het hof op de hoogte gesteld van het feit dat deze bijlage ontbreekt. Het hof heeft echter tot op heden geen brief van de behandelend arts ontvangen.
De advocaat-generaal verzet zich tegen aanhouding nu de verdachte zijns inziens onvoldoende heeft aangetoond dat het door zijn persoonlijke medische omstandigheden voor hem onmogelijk is om de terechtzitting van heden bij te wonen.
Het hof onderbreekt vervolgens het onderzoek voor beraad. Na beraad wordt het onderzoek hervat en deelt de voorzitter als beslissing van het hof mede dat het verzoek tot aanhouding van de zaak zal worden afgewezen aangezien de verdachte op de hoogte was van de zittingsdatum en thans een medische verklaring ontbreekt."
2.3.
Blijkens dat proces-verbaal is vervolgens verstek verleend tegen de niet verschenen verdachte, heeft het onderzoek ter terechtzitting plaatsgevonden en is het gesloten, waarna het Hof onmiddellijk uitspraak heeft gedaan waarbij het de verdachte heeft veroordeeld.
2.4.
Bij de aan de Hoge Raad op de voet van art. 434, eerste lid, Sv toegezonden stukken bevinden zich:
(i) een op 15 december 2011 gedateerde brief van de verdachte aan de voorzitter van de strafsector van het Hof met in de kop de vermelding "Spoed", welke brief inhoudt:
"Hiermee bericht ik dat ik op grond van persoonlijke medische omstandigheden niet in staat ben om op de zitting in persoon te verschijnen. Ik verwijs u naar de brief van mijn behandelend arts (bijlage 1) en verzoek u om de zitting aan te houden voor nader te bepalen datum.
(...)
Mijn medische omstandigheden zijn na 24 maart 2011 nog meer verergerd. Enkele tenen zijn nu geamputeerd en binnenkort zullen, wat ik niet hoop en ook niet kan accepteren, nog een paar volgen."
Blijkens een daarop geplaatst stempel is de brief op dezelfde dag - derhalve daags voor de terechtzitting - ingekomen bij de centrale balie van het Paleis van Justitie te 's-Gravenhage. Voorts bevat de brief een tweede stempel dat deze op 16 december 2011 is ingekomen bij het Gerechtshof/Ressortsparket te 's-Gravenhage, met daarop geplakt een memo dat de brief eerst ná de terechtzitting is binnengekomen.
(ii) een als bijlage 1 aan de brief gehecht schrijven van [betrokkene], huisarts, van 15 december 2011 met als inhoud:
"Betreft:
[verdachte]
(...)
Hiermee deel ik u mee dat ik heden de bovenvermelde persoon op mijn spreekuur heb gezien en hem NIET in staat acht om morgen naar de rechtbank te kunnen gaan wegens medisch noodzakelijke redenen."
(iii) een op 15 december 2011 gedateerd faxbericht van de verdachte aan de voorzitter van de strafsector van het Hof, met dezelfde inhoud als hiervoor onder (i) weergegeven. Bij dit faxbericht ontbreekt de als bijlage 1 genoemde brief van de behandelend arts van de verdachte.
2.5.
Bij de beoordeling van het middel moet worden vooropgesteld dat, indien een verdachte door ziekte is verhinderd op de terechtzitting te verschijnen en in verband daarmee schorsing van het onderzoek heeft verzocht of doen verzoeken, de rechter aan dit verzoek voldoet teneinde de verdachte alsnog de gelegenheid te geven bij de behandeling van zijn zaak op de terechtzitting aanwezig te zijn. Dit spruit voort uit het onder meer in art. 6 EVRM gewaarborgde aanwezigheidsrecht van de verdachte. Bijzondere omstandigheden kunnen echter meebrengen dat de rechter tot het oordeel komt dat het belang van een behoorlijke strafvordering - welke omvat afdoening van de zaak binnen een redelijke termijn - ernstig in het gedrang zou komen, indien het onderzoek op de terechtzitting zou worden geschorst en dat dit belang onder de gegeven omstandigheden zwaarder moet wegen dan het belang van de verdachte om bij de behandeling van zijn zaak tegenwoordig te zijn. Het staat ter beoordeling van de rechter of hij de aangevoerde reden aannemelijk en van voldoende gewicht acht en of het belang van een behoorlijke strafvordering de voorrang moet hebben boven het belang van de verdachte bij aanhouding. In de regel mag daarom van de verdachte of diens raadsman worden gevergd dat hij ter staving van het verzoek (alsnog) de gegevens kan verstrekken die de rechter met het oog op de te nemen beslissing wenselijk acht. Aan de rechter staat het vrij om indien een verzoek onvoldoende door bewijsstukken is gestaafd of indien aan diens verlangen tot aanvulling niet of niet genoegzaam is voldaan, daaraan gevolgtrekkingen te verbinden. Oordelen en beslissingen daarover kunnen in cassatie slechts op hun begrijpelijkheid worden getoetst (vgl. HR 9 mei 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA5730, NJ 2002/466).
2.6.
Gelet op hetgeen hiervoor is vooropgesteld en in aanmerking genomen dat de verdachte aan het verzoek tot aanhouding ten grondslag heeft gelegd dat hij op grond van medische omstandigheden niet in staat was om op de terechtzitting te verschijnen en hij daarbij had verwezen naar het bij zijn brief gevoegde schrijven van zijn behandelend arts, kan het oordeel van het Hof dat het verzoek diende te worden afgewezen op grond van de omstandigheid dat "een medische verklaring ontbreekt", welke verklaring evenwel reeds daags voor de terechtzitting bij de centrale balie van het Hof was ingekomen, de afwijzing van het verzoek niet dragen.
2.7.
Het middel is terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
28 januari 2014.