Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het derde middel
3.Beoordeling van het tweede middel
4.Slotsom
5.Beslissing
7 januari 2014.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, waarin de verdachte is veroordeeld voor poging tot moord met voorbedachte raad. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit een eerder arrest en oordeelt dat het Hof zijn oordeel onvoldoende heeft gemotiveerd. De verdachte had op 29 januari 2011 in Winterswijk met een vuurwapen op een persoon geschoten, maar de uitvoering van het misdrijf was niet voltooid. De Hoge Raad benadrukt dat voor de bewezenverklaring van 'voorbedachte raad' moet worden vastgesteld dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op zijn besluit en niet heeft gehandeld uit een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Dit vereist een zorgvuldige afweging van de omstandigheden van het geval door de rechter.
De Hoge Raad concludeert dat het Hof onvoldoende rekening heeft gehouden met mogelijke contra-indicaties en dat de gelegenheid voor de verdachte om na te denken over zijn daad zich voordeed in een cruciaal tijdsbestek. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor een nieuwe behandeling. Dit arrest is gewezen op 7 januari 2014 door de vice-president en twee raadsheren, en is openbaar uitgesproken.