ECLI:NL:HR:2014:1677

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 juli 2014
Publicatiedatum
10 juli 2014
Zaaknummer
14/02715
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie tegen uitspraak van de Rechtbank Overijssel betreffende sociale voorzieningen voor militair personeel van het voormalige KNIL

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 juli 2014 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van een belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Overijssel. De Rechtbank had op 4 februari 2014 uitspraak gedaan in een verzet tegen een eerdere uitspraak betreffende het niet tijdig nemen van een besluit door de Minister van Buitenlandse Zaken. Dit betrof een aanvraag om toekenning van sociale voorzieningen voor het militair personeel van het voormalige Koninklijk Nederlands Indisch Leger (KNIL). De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er geen wettelijke basis is voor het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank. Volgens artikel 78, lid 4 van de Wet op de rechterlijke organisatie kan de Hoge Raad enkel kennisnemen van cassatieberoepen tegen uitspraken van de administratieve rechter indien dit bij wet is bepaald. Aangezien er in dit geval geen dergelijke wettelijke bepaling bestaat, heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. Daarnaast heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Het arrest is openbaar uitgesproken en is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, samen met de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

11 juli 2014
Nr. 14/02715
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Overijsselvan 4 februari 2014, nr. Awb 13/1815-v, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank (Awb 13/1815) betreffende het niet tijdig nemen van een besluit door de Minister van Buitenlandse Zaken op de door belanghebbende ingediende aanvraag om toekenning van sociale voorzieningen uit hoofde van aanspraken voor het militair personeel van het voormalige Koninklijk Nederlands Indisch Leger (KNIL).

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Ingevolge artikel 78, lid 4 van de Wet op de rechterlijke organisatie neemt de Hoge Raad enkel kennis van het beroep in cassatie tegen uitspraken van de administratieve rechter voor zover dit bij wet is bepaald. Er is geen wettelijke bepaling die beroep in cassatie openstelt tegen een uitspraak van de Rechtsbank als de onderhavige. Het beroep in cassatie dient derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard (zie HR 23 november 2012, nr. 12/01200, ECLI:NL:HR:2012:BY3954).

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2014.