ECLI:NL:HR:2012:BY3954
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen uitspraak administratieve rechter; niet-ontvankelijkheid op grond van art. 78 RO
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 november 2012 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van [verzoeker] tegen de Minister van Buitenlandse Zaken. Het beroep was gericht tegen een uitspraak van de rechtbank Almelo, sector bestuursrecht, die op 1 juni 2007 had plaatsgevonden. De Hoge Raad verwijst naar deze eerdere uitspraak en stelt vast dat het cassatierekest aan de beschikking is gehecht. De Minister van Buitenlandse Zaken is niet verschenen en heeft geen verweerschrift ingediend. De Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie.
De Hoge Raad overweegt dat op grond van artikel 78 lid 2 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO) geen kennis wordt genomen van cassatieberoepen tegen uitspraken van rechtbanken in zaken waarvan zij als administratieve rechter kennis hebben genomen. Er is geen wettelijke bepaling die een uitzondering op deze regel maakt voor de onderhavige zaak, die betrekking heeft op de toekenning van sociale voorzieningen uit hoofde van het dienstverband van [verzoeker]'s vader bij het voormalig Koninklijk Nederlands-Indisch Leger. De Hoge Raad wijst erop dat het Reglement van inwendige dienst van de Hoge Raad geen bevoegdheid schept, maar enkel aangeeft welke kamer de zaak behandelt.
Gelet op deze overwegingen verklaart de Hoge Raad [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn beroep. De beschikking is openbaar uitgesproken door de raadsheren op de zitting van 23 november 2012.