In deze zaak heeft [X] B.V. beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland van 7 november 2013. De uitspraak betrof de door belanghebbende op aangifte voldane bedragen in de energiebelasting over de tijdvakken maart 2013 tot en met juli 2013. De Rechtbank had in deze zaak meerdere nummers, te weten AWB 13/4724, 13/4726, 13/6369, 13/6370 en 13/6371. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend in reactie op het cassatieberoep. Belanghebbende heeft de zaak mondeling toegelicht door mr. Y.E.J. Geradts, advocaat te Amsterdam.
De Hoge Raad heeft het middel dat door belanghebbende is voorgesteld beoordeeld. De Hoge Raad oordeelt dat het middel niet tot cassatie kan leiden. Dit oordeel behoeft, in overeenstemming met artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering. Het middel noopt niet tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwijst hierbij naar een eerder uitgesproken arrest in een vergelijkbare zaak met nummer 13/06262.
Wat betreft de proceskosten oordeelt de Hoge Raad dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond. Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens, C.B. Bavinck, R.J. Koopman en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en is in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2014. Het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 478 wordt door de Griffier van de Hoge Raad aan belanghebbende teruggegeven.