In deze zaak heeft [X] B.V. beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland, gedateerd 7 november 2013, met de nummers AWB 13/2971 en 13/2973. De zaak betreft de door belanghebbende op aangifte voldane bedragen in de energiebelasting voor de tijdvakken januari en februari 2013. De belanghebbende heeft een middel voorgesteld in het cassatieberoep, waarop de Staatssecretaris van Financiën een verweerschrift heeft ingediend. Tijdens de zitting heeft de belanghebbende de zaak mondeling toegelicht door mr. Y.E.J. Geradts, advocaat te Amsterdam.
De Hoge Raad heeft het voorgestelde middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij de Hoge Raad oordeelt dat het middel geen nadere motivering behoeft, omdat het niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwijst hierbij ook naar een aanhangige zaak met nummer 13/06262, waarover op dezelfde datum een arrest is uitgesproken.
Wat betreft de proceskosten heeft de Hoge Raad geoordeeld dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw, samen met de raadsheren P. Lourens, C.B. Bavinck, R.J. Koopman en L.F. van Kalmthout, en is openbaar gemaakt op 11 juli 2014.