In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van [X] B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam, gewezen op 25 juli 2013, met nummer 12/01131. Dit hoger beroep was gericht tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Haarlem, die betrekking had op de aan [X] B.V. opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 2007. De Hoge Raad heeft de zaak op 11 juli 2014 behandeld en geconcludeerd dat de middelen van de belanghebbende niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig was, omdat de ingediende middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de eerdere uitspraken heeft bevestigd en het beroep in cassatie ongegrond heeft verklaard. Tevens heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Het arrest is openbaar uitgesproken door de raadsheer C.B. Bavinck als voorzitter, met de raadsheren R.J. Koopman en L.F. van Kalmthout, en is ondertekend door mr. R.J. Koopman in verband met de verhindering van de voorzitter.