Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste en het tweede middel
3.Beoordeling van het vierde middel
5.Beslissing
8 juli 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juli 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De verdachte was veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wegens handelen in strijd met artikel 197 (oud) van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad herhaalt in zijn uitspraak relevante overwegingen uit een eerder arrest (ECLI:NL:HR:2013:BY3151) en stelt vast dat het Hof niet heeft gecontroleerd of de stappen van de terugkeerprocedure zijn doorlopen, zoals vereist door de terugkeerrichtlijn. Dit gebrek in de motivering van het Hof leidt tot de vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging. De Hoge Raad wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zodat deze in zoverre opnieuw kan worden berecht en afgedaan. De Hoge Raad verwerpt het beroep voor het overige, omdat de andere middelen niet tot cassatie kunnen leiden. De uitspraak benadrukt het belang van de terugkeerprocedure in strafzaken en de noodzaak voor de rechter om zich hiervan te vergewissen bij het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.