ECLI:NL:HR:2014:1579

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 juli 2014
Publicatiedatum
1 juli 2014
Zaaknummer
13/01896
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de strafoplegging in verband met de terugkeerprocedure na veroordeling voor handelen in strijd met art. 197 (oud) Sr

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 juli 2014 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wegens handelen in strijd met artikel 197 (oud) van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad herhaalt in zijn uitspraak relevante overwegingen uit een eerder arrest (ECLI:NL:HR:2013:BY3151) en stelt vast dat het Hof niet heeft gecontroleerd of de stappen van de terugkeerprocedure zijn doorlopen. Dit is een essentieel onderdeel van de procedure, dat de rechter moet verifiëren voordat hij een onvoorwaardelijke gevangenisstraf oplegt.

De Hoge Raad oordeelt dat het middel van de verdachte terecht is voorgesteld, omdat het Hof niet heeft aangetoond dat de terugkeerprocedure correct is gevolgd. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest voor wat betreft de strafoplegging en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag. De Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof voor herbehandeling van de strafoplegging.

De beslissing van de Hoge Raad houdt in dat de bestreden uitspraak wordt vernietigd, maar alleen wat betreft de strafoplegging. Het beroep wordt voor het overige verworpen. Deze uitspraak benadrukt het belang van de terugkeerprocedure in het strafrecht en de noodzaak voor rechters om deze procedure zorgvuldig te volgen bij het opleggen van straffen.

Uitspraak

1 juli 2014
Strafkamer
nr. 13/01896
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 12 oktober 2012, nummer 22/002152-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. T.W. Delhaye, advocaat te Burgum, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest voor zover het de daarin opgenomen strafoplegging betreft en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag teneinde in zoverre opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het tweede middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beoordeling van het eerste middel

3.1.
Het middel klaagt dat uit het bestreden arrest niet blijkt dat het Hof zich ervan heeft vergewist dat de stappen van de terugkeerprocedure zijn doorlopen.
3.2.
In zijn arrest van 21 mei 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY3151, NJ 2014/216, heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de rechter die een onvoorwaardelijke gevangenisstraf oplegt wegens handelen in strijd met art. 197 (oud) Sr, zich ervan dient te vergewissen dat de stappen van de in de terugkeerrichtlijn vastgelegde terugkeerprocedure zijn doorlopen en daarvan in de motivering van zijn beslissing dient blijk te geven.
3.3.
Wegens handelen in strijd met art. 197 (oud) Sr is de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Uit het bestreden arrest blijkt niet dat het Hof zich ervan heeft vergewist dat de stappen van de terugkeerprocedure zijn doorlopen.
3.4.
Het middel is terecht voorgesteld.

4.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer B.C. de Savornin Lohman als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
1 juli 2014.