Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
24 juni 2014.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gedateerd 20 augustus 2013, met nummer 20/000121-13. De verdachte, geboren in 1964, heeft zijn beroep in cassatie laten indienen door zijn advocaat, mr. H.M.W. Daamen, die middelen van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, waarop de advocaten mr. H.M.W. Daamen en mr. B.A.M. Hendrix schriftelijk hebben gereageerd.
De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), er geen nadere motivering nodig is, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de eerdere uitspraak van het Gerechtshof bevestigt.
Op 24 juni 2014 heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. Dit arrest is gewezen door de raadsheer H.A.G. Splinter-van Kan als voorzitter, samen met de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting, in aanwezigheid van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg.