ECLI:NL:HR:2014:1470

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 juni 2014
Publicatiedatum
19 juni 2014
Zaaknummer
14/00160
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens gebrek aan gronden

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 juni 2014 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft een beschikking tot aansprakelijkstelling ingevolge de Invorderingswet 1990, waarbij belanghebbende aansprakelijk werd gesteld voor onbetaald gelaten naheffingsaanslagen in de loonbelasting en de omzetbelasting door [A] B.V. over de periode van 1 januari 2007 tot en met 30 november 2009, inclusief opgelegde boetes en kosten.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het beroepschrift in cassatie niet de vereiste gronden bevatte. De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende op 2 april 2014 per aangetekende brief in de gelegenheid gesteld om dit verzuim te herstellen. Echter, belanghebbende heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt. Hierdoor kon de Hoge Raad niet anders dan het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren, conform artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De Hoge Raad heeft ook overwogen dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken en is een bevestiging van de noodzaak voor een correct en volledig beroepschrift in cassatie.

Uitspraak

20 juni 2014
Nr. 14/00160
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Amsterdamvan 5 december 2013, nr. 12/00216, betreffende de ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikking tot aansprakelijkstelling ingevolge de Invorderingswet 1990 voor door [A] B.V. te [Q] onbetaald gelaten naheffingsaanslagen in de loonbelasting en de omzetbelasting over tijdvakken, gelegen in de periode van 1 januari 2007 tot en met 30 november 2009, alsmede de daarbij opgelegde boetes en in rekening gebrachte kosten en rente.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Het beroepschrift in cassatie bevat niet de gronden van het beroep.
Bij aangetekende brief van 2 april 2014, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, heeft de griffier van de Hoge Raad belanghebbende in de gelegenheid gesteld dat verzuim te herstellen. Belanghebbende heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
Nu herstel van het verzuim niet heeft plaatsgevonden, zal de Hoge Raad met toepassing van het bepaalde in artikel 6:6 Awb het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren R.J. Koopman en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 20 juni 2014.