ECLI:NL:HR:2014:1462

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 juni 2014
Publicatiedatum
19 juni 2014
Zaaknummer
13/01589
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake navorderingsaanslagen inkomstenbelasting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 juni 2014 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het beroep betreft de navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen die aan belanghebbende zijn opgelegd over de jaren 2001 tot en met 2004. De uitspraak van het Gerechtshof dateert van 12 februari 2013 en betreft de nrs. 11/00764, 11/00765, 11/00766 en 11/00767, die voortvloeien uit een eerdere uitspraak van de Rechtbank te Arnhem (nrs. AWB 08/5348, 08/5349, 08/5350 en 08/5351).

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Gerechtshof beroep in cassatie ingesteld en daarbij verschillende middelen voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft hierop een verweerschrift ingediend. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waaruit blijkt dat de middelen geen aanleiding geven tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft ook de proceskosten beoordeeld en geoordeeld dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren R.J. Koopman en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en is openbaar uitgesproken op 20 juni 2014.

Uitspraak

20 juni 2014
Nr. 13/01589
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Arnhem-Leeuwardenvan 12 februari 2013, nrs. 11/00764, 11/00765, 11/00766 en 11/00767, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank te Arnhem (nrs. AWB 08/5348, 08/5349, 08/5350 en 08/5351) betreffende de aan belanghebbende over de jaren 2001 tot en met 2004 opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren R.J. Koopman en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 20 juni 2014.