Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
(v) het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep, inhoudende dat tegen de aldaar niet-verschenen verdachte verstek is verleend.
3.Slotsom
4.Beslissing
17 juni 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 juni 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte had beroep in cassatie ingesteld tegen een bij verstek gewezen arrest van het Hof, dat op 12 maart 2012 was uitgesproken. De zaak betreft de vraag of de verstrekking van de appeldagvaarding aan de verdachte correct is uitgevoerd, conform de eisen van de wet. De Hoge Raad oordeelt dat de vermelding van het adres van de verdachte in de appelakte niet anders kan worden geïnterpreteerd dan als een geldig adres voor het ontvangen van mededelingen over de strafzaak, zoals vereist door artikel 588a van het Wetboek van Strafvordering.
De Hoge Raad constateert dat uit de processtukken niet blijkt dat een afschrift van de appeldagvaarding daadwerkelijk naar het opgegeven adres is verzonden. Dit gebrek in de procedure leidt tot de conclusie dat het Hof niet heeft voldaan aan de wettelijke vereisten, waardoor de verdachte niet op de juiste wijze op de hoogte is gesteld van de zitting. De Hoge Raad benadrukt dat het Hof had moeten onderzoeken of er redenen waren om het onderzoek ter terechtzitting te schorsen, zodat de verdachte alsnog aanwezig kon zijn. Het verzuim om dit onderzoek uit te voeren leidt tot de nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en de daaropvolgende uitspraak.
De Hoge Raad vernietigt daarom de bestreden uitspraak en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht en afgedaan. Dit arrest onderstreept het belang van correcte kennisgeving aan de verdachte in strafzaken, ter waarborging van een eerlijk proces.