ECLI:NL:HR:2014:1439

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 juni 2014
Publicatiedatum
17 juni 2014
Zaaknummer
12/04205
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een arrest wegens verlening van verstek zonder juiste kennisgeving aan de verdachte

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 juni 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte had beroep in cassatie ingesteld tegen een bij verstek gewezen arrest van het Hof, dat op 12 maart 2012 was uitgesproken. De zaak betreft de vraag of de verstrekking van de appeldagvaarding aan de verdachte correct is uitgevoerd, conform de eisen van de wet. De Hoge Raad oordeelt dat de vermelding van het adres van de verdachte in de appelakte niet anders kan worden geïnterpreteerd dan als een geldig adres voor het ontvangen van mededelingen over de strafzaak, zoals vereist door artikel 588a van het Wetboek van Strafvordering.

De Hoge Raad constateert dat uit de processtukken niet blijkt dat een afschrift van de appeldagvaarding daadwerkelijk naar het opgegeven adres is verzonden. Dit gebrek in de procedure leidt tot de conclusie dat het Hof niet heeft voldaan aan de wettelijke vereisten, waardoor de verdachte niet op de juiste wijze op de hoogte is gesteld van de zitting. De Hoge Raad benadrukt dat het Hof had moeten onderzoeken of er redenen waren om het onderzoek ter terechtzitting te schorsen, zodat de verdachte alsnog aanwezig kon zijn. Het verzuim om dit onderzoek uit te voeren leidt tot de nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en de daaropvolgende uitspraak.

De Hoge Raad vernietigt daarom de bestreden uitspraak en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht en afgedaan. Dit arrest onderstreept het belang van correcte kennisgeving aan de verdachte in strafzaken, ter waarborging van een eerlijk proces.

Uitspraak

17 juni 2014
Strafkamer
nr. 12/04205
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 12 maart 2012, nummer 23/003496-10, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. B.P. de Boer, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt over de beslissing van het Hof tot het verlenen van verstek tegen de niet-verschenen verdachte.
2.2.
Bij de op de voet van art. 434, eerste lid, Sv aan de Hoge Raad gezonden stukken bevinden zich de stukken als vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 4 waaronder in het bijzonder:
(i) een appelakte van 12 augustus 2010 waarin als adres van de verdachte is vermeld: Z.V.W.O.V.H.T.L. Voorts is vermeld:
"Comparant geeft desgevraagd op dat hij (de Hoge Raad begrijpt) een afschrift van de dagvaarding of oproeping voor de terechtzitting toegezonden wil hebben naar een ander adres in Nederland dan naar bovengenoemd adres, te weten: [a-straat 1], [plaats]";
(ii) een aan voormelde akte gehecht standaardformulier waarop de grieven tegen het vonnis in eerste aanleg kunnen worden vermeld. Dit formulier vermeld handgeschreven de naam van de verdachte en het adres Pondsterlingstraat 78.
(iii) een aan het dubbel van de appeldagvaarding gehechte akte van uitreiking, inhoudende dat die dagvaarding op 19 januari 2012 is uitgereikt aan de (waarnemend) griffier van de Rechtbank omdat van de verdachte geen woon- of verblijfplaats hier te lande bekend is;
(iv) een aan het dubbel van de appeldagvaarding gehecht GBA-overzicht van 19 januari 2012, inhoudende dat de verdachte vanaf 10 maart 2008 is geen vaste- woon of verblijfplaats hier te lande heeft;
(v) het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep, inhoudende dat tegen de aldaar niet-verschenen verdachte verstek is verleend.
2.3.
De vermelding van het adres [a-straat 1] te [plaats] in de appelakte kan bezwaarlijk anders worden verstaan dan als de opgave van een adres in de zin van art. 588a, eerste lid aanhef onder c, Sv waaraan mededelingen over de strafzaak kunnen worden toegezonden.
2.4.
Uit de omstandigheden als weergegeven onder (i) en (ii), kon het Hof niet afleiden dat de verdachte [a-straat 1] te [plaats] niet wenste te handhaven als adres waar hij een afschrift van de appeldagvaarding wenste te ontvangen.
2.5.
Uit de stukken van het geding kan niet blijken dat een afschrift van de appeldagvaarding aan dit adres is toegezonden, zodat ervan moet worden uitgegaan dat dit niet is geschied. Evenmin houden de stukken iets in waaruit kan volgen dat die verzending ingevolge het derde lid van art. 588a Sv achterwege kon blijven. Daarom had het Hof ervan blijk moeten geven te hebben onderzocht of er reden was het onderzoek ter terechtzitting te schorsen teneinde de verdachte in de gelegenheid te stellen alsnog bij het onderzoek op de terechtzitting tegenwoordig te zijn. Van een zodanig onderzoek blijkt niet. Dat verzuim leidt tot nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en de naar aanleiding daarvan gegeven uitspraak. (Vgl. HR 27 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX4736, NJ 2012/695).
2.6.
Het middel is terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
17 juni 2014.