ECLI:NL:HR:2014:1409

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 juni 2014
Publicatiedatum
13 juni 2014
Zaaknummer
13/03548
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak over omzetbelasting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 juni 2014 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] v.o.f. tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 21 juni 2013, nr. BK-12/00480. Dit hoger beroep was gericht tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank te ’s-Gravenhage (nr. AWB 11/9348) betreffende een op aangifte voldaan bedrag aan omzetbelasting. De belanghebbende, [X] v.o.f., heeft een aantal middelen voorgesteld in het cassatieberoep, maar de Hoge Raad oordeelde dat deze middelen niet tot cassatie konden leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij de Hoge Raad concludeert dat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend, maar dit had geen invloed op de beslissing van de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft ook geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond, wat betekent dat de eerdere uitspraken van de lagere rechters in stand blijven.

Uitspraak

13 juni 2014
nr. 13/03548
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X] v.o.f.te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Den Haagvan 21 juni 2013, nr. BK-12/00480, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank te ’s-Gravenhage (nr. AWB 11/9348) betreffende een op aangifte voldaan bedrag aan omzetbelasting.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren R.J. Koopman en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2014.