Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
10 juni 2014.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden, gedateerd 10 augustus 2012, met nummer 24/000326-12. De verdachte, geboren in 1973, heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. P. Scholte uit Amsterdam. In de schriftuur die aan het arrest is gehecht, is een middel van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal, P.C. Vegter, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat stelt dat een nadere motivering niet nodig is wanneer het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Op 10 juni 2014 heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. Het arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma. De uitspraak vond plaats ter openbare terechtzitting, in aanwezigheid van de waarnemend griffier J.D.M. Hart.