ECLI:NL:HR:2014:1321

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 juni 2014
Publicatiedatum
5 juni 2014
Zaaknummer
14/00013
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet tijdig betalen van griffierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 juni 2014 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie. Het beroep was ingesteld door de belanghebbende tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 22 oktober 2013, waarin een beschikking tot aansprakelijkstelling op grond van artikel 36 van de Invorderingswet 1990 werd behandeld. De belanghebbende had niet tijdig het verschuldigde griffierecht betaald, ondanks herhaalde aanmaningen van de griffier van de Hoge Raad. De griffier had de belanghebbende op 13 februari 2014 gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht en een termijn van vier weken gesteld. Aangezien het griffierecht niet was voldaan, werd de belanghebbende op 19 maart 2014 opnieuw in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken te reageren op het niet tijdig betalen van het griffierecht. Deze termijn eindigde op 16 april 2014, maar de belanghebbende heeft hier geen gebruik van gemaakt. De brief die op 22 april 2014 bij de Hoge Raad is ingekomen, werd als te laat ingekomen buiten beschouwing gelaten. De Hoge Raad oordeelde dat er geen gronden waren aangevoerd die konden leiden tot de conclusie dat de belanghebbende niet in verzuim was. Daarom werd het beroep in cassatie op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door de vice-president en twee raadsheren, en werd openbaar uitgesproken op 6 juni 2014.

Uitspraak

6 juni 2014
Nr. 14/00013
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Den Haagvan 22 oktober 2013, nr. BK-12/00430, betreffende een beschikking tot aansprakelijkstelling op grond van artikel 36 van de Invorderingswet 1990 voor onbetaald gebleven loonbelasting, omzetbelasting, boeten, kosten en rente.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 13 februari 2014, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 19 maart 2014, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, in de gelegenheid gesteld binnen vier weken na de dagtekening van deze brief mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. Die termijn eindigde op 16 april 2014. Belanghebbende heeft van deze gelegenheid niet tijdig gebruik gemaakt. De op 22 april 2014 bij de Hoge Raad ingekomen brief wordt als te laat ingekomen buiten beschouwing gelaten.
Nu niet binnen de gestelde termijn gronden zijn aangevoerd die kunnen leiden tot de conclusie dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat belanghebbende ter zake van het onbetaald laten van het griffierecht niet in verzuim is, moet het beroep in cassatie op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren R.J. Koopman en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2014.