ECLI:NL:HR:2014:1319

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 juni 2014
Publicatiedatum
5 juni 2014
Zaaknummer
13/06396
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep inzake de Wet waardering onroerende zaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 juni 2014 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de erfgenaam van [A] [Z] tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het cassatieberoep was ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof van 27 november 2013, nr. 12/00356, die op zijn beurt betrekking had op een uitspraak van de Rechtbank te Assen (nr. AWB 11/2050). De zaak betrof een beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken voor het jaar 2011, met betrekking tot de onroerende zaak gelegen aan [a-straat 1] te [Z].

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de ontvankelijkheid van het cassatieberoep onderzocht. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die door de partij die het cassatieberoep had ingesteld, waren aangevoerd, geen behandeling in cassatie rechtvaardigden. Dit oordeel was gebaseerd op het feit dat de partij klaarblijkelijk onvoldoende belang had bij het cassatieberoep, of dat de klachten niet tot cassatie konden leiden.

Gelet op artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en na het horen van de Procureur-Generaal, heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren. Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en Th. Groeneveld, en is in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2014.

Uitspraak

6 juni 2014
Nr. 13/06396
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
de erfgenaam van[A], gewoond hebbende te
[Z], (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Arnhem-Leeuwardenvan 27 november 2013, nr. 12/00356, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank te Assen (nr. AWB 11/2050) betreffende de beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken voor het jaar 2011 betreffende de onroerende zaak [a-straat 1] te [Z].

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.

2.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2014.