In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de erven van [X] tegen de uitspraak van de rechtbank Assen, waarin de waarde van een onroerende zaak is vastgesteld door de Heffingsambtenaar van de gemeente Westerveld. De Heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, gelegen aan [a-straat] 12 te [Z], vastgesteld op € 218.000 per waardepeildatum 1 januari 2010. De erven van [X] zijn van mening dat deze waarde te hoog is en hebben in hoger beroep verzocht om de waarde te verlagen tot € 180.000.
De rechtbank Assen had het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard en gelast dat de Heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht vergoedt. In hoger beroep heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en vastgesteld dat de erven van [X] vertegenwoordigd worden door [A]. Het Hof heeft vervolgens de waardebepaling van de Heffingsambtenaar beoordeeld en geconcludeerd dat deze voldoende onderbouwd is met een waardematrix en vergelijkingsobjecten. Het Hof oordeelt dat de Heffingsambtenaar in zijn bewijslast is geslaagd en dat de waarde van de onroerende zaak niet te hoog is vastgesteld.
Uiteindelijk heeft het Hof het hoger beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De proceskosten zijn niet toegewezen, en de beslissing is openbaar uitgesproken op 27 november 2013. De belanghebbende kan binnen zes weken na de verzenddatum van de uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.