In deze zaak heeft [X] B.V. beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, die op 27 augustus 2013 was gewezen in hoger beroep van een eerdere uitspraak van de Rechtbank Zwolle-Lelystad. De zaak betreft de aan [X] B.V. opgelegde aanslag in de zuiveringsheffing voor het jaar 2008. De belanghebbende heeft verschillende klachten ingediend tegen de uitspraak van het Hof, waarop het dagelijks bestuur van het Gemeenschappelijk Belastingkantoor Lococensus-Tricijn een verweerschrift heeft ingediend. Na de indiening van een conclusie van repliek door de belanghebbende, heeft het dagelijks bestuur een conclusie van dupliek ingediend.
De Hoge Raad heeft de klachten van de belanghebbende beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Wat betreft de proceskosten heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 6 juni 2014 door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, samen met de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.