De bestreden uitspraak houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
"Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van EUR 5.600,00. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde partij] als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, te vermeerderen met de wettelijke rente over het toegewezen bedrag.
Het hof is van oordeel dat het overige in hoofdsom gevorderde niet rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 bewezen verklaarde waarop de vordering (zoals in eerste aanleg gematigd) is gegrond. De benadeelde partij zal in zoverre niet ontvankelijk worden verklaard.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden. Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
(...)
Beslissing
(...)
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 4.850,00 (vierduizend achthonderdvijftig euro) aan materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 14 maart 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
(...)"