Uitspraak
[X]te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof te Amsterdamvan 6 september 2012, nrs. 11/00593 en 11/00594, betreffende aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 mei 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de toepassing van goed koopmansgebruik in relatie tot de globalisatieregeling in de inkomstenbelasting. De belanghebbende, een ondernemer die actief is in de kunstsector, had voor de jaren 2005 en 2006 aanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen ontvangen. Na bezwaar tegen deze aanslagen had de Rechtbank te Haarlem de uitspraken van de Inspecteur vernietigd en de aanslagen verminderd. De Inspecteur ging in hoger beroep bij het Gerechtshof te Amsterdam, dat de uitspraak van de Rechtbank vernietigde en de beroepen ongegrond verklaarde. Hierop heeft de belanghebbende cassatie ingesteld.
De Hoge Raad oordeelde dat de globalisatieregeling, zoals bedoeld in artikel 28d van de Wet op de omzetbelasting 1968, niet toestaat dat een voorziening wordt gevormd voor toekomstige omzetbelasting. De belanghebbende had een voorziening opgenomen op zijn balans voor in de toekomst verschuldigde omzetbelasting, maar de Hoge Raad stelde vast dat goed koopmansgebruik niet toelaat om een dergelijke voorziening te vormen. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof dat de keuze voor de globalisatieregeling inhoudt dat de omzetbelasting in het jaar van verschuldigdheid moet worden verantwoord, en dat het niet mogelijk is om rekening te houden met toekomstige verkopen die op balansdatum niet met zekerheid zijn vast te stellen.
De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is van belang voor de toepassing van goed koopmansgebruik en de regels omtrent de globalisatieregeling in de belastingpraktijk.