ECLI:NL:HR:2014:1167

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 mei 2014
Publicatiedatum
20 mei 2014
Zaaknummer
12/03614
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over bewijsvoering en belang bij vernietiging van uitspraak in verduisteringszaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 mei 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1966, was veroordeeld voor verduistering van geld dat toebehoorde aan zijn vader. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie en oordeelt dat het Hof ten onrechte een onderdeel van de verklaring van de verdachte onder de bewijsmiddelen heeft opgenomen, dat niet redengevend was voor de bewezenverklaring. Ondanks deze gegrondheid van het middel, leidt dit niet tot vernietiging van de bestreden uitspraak. De Hoge Raad stelt vast dat de bewezenverklaring, ook zonder het onterecht opgenomen onderdeel, voldoende gemotiveerd is. De verdachte had onvoldoende rechtens te respecteren belang bij vernietiging van de uitspraak, omdat de bewezenverklaring toereikend was gemotiveerd, zelfs als het gebrek in de bewijsmotivering wordt weggedacht. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt de uitspraak van het Hof.

Uitspraak

20 mei 2014
Strafkamer
nr. S 12/03614
EC/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 13 juli 2012, nummer 23/002937-10, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortdatum] 1966.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. N. van der Laan, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de veroordeling voor feit 4 en de strafoplegging en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Amsterdam teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2 Beoordeling van het eerste middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beoordeling van het tweede middel

3.1.
Het middel klaagt dat de bewezenverklaring van het onder 4 tenlastegelegde onvoldoende met redenen is omkleed op de grond dat 's Hofs bewijsvoering tegenstrijdig is.
3.2.1.
Ten laste van de verdachte is onder 4 bewezenverklaard dat:
"hij meermalen in de periode van 10 mei 2007 tot en met 25 maart 2008 te Heemstede telkens opzettelijk een geldbedrag, dat toebehoorde aan [aangever], zijnde de vader van verdachte, en welk geld verdachte als gemachtigde van de girorekening met nummer [00001] t.n.v. [aangever] en [betrokkene], onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend."
3.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"5. Een schriftelijk stuk, te weten een klacht van verduistering, d.d. 10 juni 2009 (doorgenummerde pagina 34 in dossier met registratienummer 2009003759-1).
Dit schriftelijk stuk houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, de verklaring van hulpofficier van justitie M.L. Kuiper de navolgende klacht te hebben ontvangen:
[aangever] doet hierbij klachte van verduistering van een bedrag van € 31.625,-, gepleegd door zijn zoon, genaamd: [verdachte]. wonende te [woonplaats], en verzoekt contra genoemde zoon terzake deze diefstal een strafrechtelijk onderzoek te doen instellen.
6. Een proces-verbaal met nummer 2009003759-1 van 10 juni 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant] (doorgenummerde pagina's 12 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op voornoemde datum tegenover voornoemde verbalisanten afgelegde verklaring van de aangever [aangever]:
Mijn zoon heeft in de periode van 28 december 2005 tot en met 25 maart 2008 geld van mijn rekening gehaald en zich dit toegeëigend. Ik had hem hiervoor geen toestemming verleend. Ik heb mijn zoon gemachtigd om geld voor de huishouding op te nemen bij het postkantoor. [verdachte] heeft toen een eigen pinpas gekregen van mijn bankrekeningnummer [00001]. [verdachte] heeft in het begin een aantal opnamen gedaan waar ik hem toestemming voor had gegeven. In met name 2007 nam [verdachte] steeds geld op van mijn rekening, waar ik hem geen toestemming voor had gegeven. Hij zou in principe alleen geld opnemen voor het doen van boodschappen. [verdachte] nam in het jaar 2007 steeds bedragen op van € 1.000 per keer. Ik durfde hiervan niets te zeggen tegen [verdachte]. Hij heeft in minder dan een jaar tijd € 31.000,- van mijn rekening opgenomen. In totaal heeft hij € 31.625,- verduisterd. Hij deed dit zonder mijn toestemming. Nadat [verdachte] was aangehouden heb ik op de kamer van [verdachte] € 30.315,- teruggevonden.
7. Schriftelijke stukken, te weten rekeningafschriften op naam van onder andere aangever en een opsomming met alle "ongevraagde opnames" d.d. 25 april 2008 (doorgenummerde pagina's 17 tot en met 33 in dossier met registratienummer 2009003759-1).
Op grond van deze schriftelijke stukken blijken in de periode van 31 mei 2006 tot en met 25 maart 2008 de navolgende bedragen ongevraagd van de rekening van aangever te zijn opgenomen:
- Op 25 maart 2008 is met pasnummer [00002] € 1.000,- ongevraagd opgenomen;
- Op 19 maart 2008 is met pasnummer [00002] € 1.000,- ongevraagd opgenomen;
- Op 18 maart 2008 is met pasnummer [00002] € 1.000,- ongevraagd opgenomen;
- Op 12 maart 2008 is met pasnummer [00002] € 1.000,- ongevraagd opgenomen;
- Op 10 maart 2008 is met pasnummer [00002] € 1.000,- ongevraagd opgenomen;
- Op 25 februari 2008 is met pasnummer [00002] € 1.000,- ongevraagd opgenomen;
- Op 25 februari 2008 is met pasnummer [00002] € 250,- ongevraagd opgenomen;
- Op 4 februari 2008 is met pasnummer [00002] € 250,- ongevraagd opgenomen;
- Op 31 december 2007 is met pasnummer [00002] € 1.000,- ongevraagd opgenomen;
- Op 24 december 2007 is met pasnummer [00002] € 1.000,- ongevraagd opgenomen;
- Op 18 december 2007 is met pasnummer [00002] € 1.000,- ongevraagd opgenomen;
- Op 13 december 2007 is met pasnummer [00002] € 1.000,- ongevraagd opgenomen;
- Op 4 december 2007 is met pasnummer [00002] € 1.000,- ongevraagd opgenomen;
- Op 3 december 2007 is met pasnummer [00002] € 1.000,- ongevraagd opgenomen;
- Op 20 november 2007 is met pasnummer [00003] € 1.000,- ongevraagd opgenomen;
- Op 16 november 2007 is met pasnummer [00003] € 1.000,- ongevraagd opgenomen;
- Op 18 oktober 2007 is met pasnummer [00003] € 1.000,- ongevraagd opgenomen;
- Op 5 oktober 2007 is met pasnummer [00003] € 1.000,- ongevraagd opgenomen;
- Op 25 september 2007 is met pasnummer [00003] € 1.000.- ongevraagd opgenomen;
- Op 18 september 2007 is met pasnummer [00003] € 1.000.- ongevraagd opgenomen;
- Op 17 augustus 2007 is met pasnummer [00003] € 1.000,- ongevraagd opgenomen;
- Op 14 augustus 2007 is met pasnummer [00003] € 1.000,- ongevraagd opgenomen;
- Op 31 juli 2007 is met pasnummer [00003] € 1.000,- ongevraagd opgenomen:
- Op 24 juli 2007 is met pasnummer [00003] € 1.000,- ongevraagd opgenomen;
- Op 17 juli 2007 is met pasnummer [00003] € 1.000,- ongevraagd opgenomen;
- Op 12 juli 2007 is met pasnummer [00003] € 1.000,- ongevraagd opgenomen;
- Op 28 juni 2007 is met pasnummer [00003] € 1.000,- ongevraagd opgenomen;
- Op 20 juni 2007 is met pasnummer [00003] € 1.000,- ongevraagd opgenomen;
- Op 13 juni 2007 is met pasnummer [00003] € 1.000,- ongevraagd opgenomen;
- Op 6 juni 2007 is met pasnummer [00003] € 1.000,- ongevraagd opgenomen;
- Op 18 mei 2007 is met pasnummer [00003] € 1.000,- ongevraagd opgenomen;
- Op 10 mei 2007 is met pasnummer [00003] € 1.000,- ongevraagd opgenomen;
- Op 16 maart 2007 is met pasnummer [00003] € 300,- ongevraagd opgenomen:
- Op 25 januari 2007 is met pasnummer [00003] € 300,- ongevraagd opgenomen;
- Op 20 december 2006 is met pasnummer [00003] € 250,- ongevraagd opgenomen;
- Op 31 mei 2006 is met pasnummer [00003] € 275,- ongevraagd opgenomen.
In totaal ongevraagd opgenomen: € 31.625,00.
8. Een proces-verbaal met nummer 2009003759-2 van 19 juni 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant] (doorgenummerde pagina's 8 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op voornoemde datum tegenover voornoemde verbalisant afgelegde verklaring van de verdachte:
Ik had van mijn vader een pinpas gekregen om geld op te nemen voor boodschappen en allerlei andere zaken bestemd voor de huishouding. Het betrof een pinpas voor de rekening [00001].
Het kwam bij mijn vader vandaan dat hij het een goede zaak zou vinden dat ik een vergoeding zou krijgen. Ik mocht van mijn vader € 100,- per dag van de rekening afhalen, als vergoeding voor mijn werkzaamheden in de huishouding en ook voor de zorg van mijn moeder. Deze afspraak begon in mei 2007. U toont mij een lijst met opgenomen bedragen. Deze lijst kan goed kloppen. Ik mocht € 100,- per dag opnemen. Het grootste deel van het opgenomen geld lag op mijn slaapkamer. Ik heb ook een deel op mijn rekening gezet."
3.2.3.
Het Hof heeft ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, voorts nog het volgende overwogen:
"Subsidiair heeft de raadsvrouw van de verdachte ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat de verdachte zich de geldbedragen van de rekening wederrechtelijk heeft toegeëigend. De verdachte zou een afspraak met zijn vader hebben gemaakt dat hij deze geldbedragen op mocht nemen als betaling voor de zorg over zijn moeder.
De stelling van de verdachte dat hij een overeenkomst gesloten had met zijn vader, waarbij de verdachte toestemming had gekregen een geldbedrag van € 100,- per dag op te nemen als beloning voor de zorg van zijn moeder, wordt weerlegd door de verklaring van de vader van de verdachte die het bestaan van een dergelijke overeenkomst ontkent. Het hof overweegt voorts dat niet goed te begrijpen is dat een dergelijke overeenkomst - als hij tot stand is gekomen - niet op schrift is gesteld, gelet op het bestaan van een zuster van de verdachte; deze twijfel klemt temeer nu de verdachte uit hoofde van zijn opleiding en beroep als administrateur vertrouwd was met schriftelijke vastlegging van financiële gegevens. Ook het gegeven dat de verdachte de bedragen niet per bankoverschrijving op zijn rekening heeft overgemaakt, maar deze contant heeft opgenomen en in contanten op zijn kamer heeft bewaard doet het hof twijfelen aan het bestaan van de gestelde overeenkomst. Dit een en ander brengt het hof tot de conclusie dat de stelling van de verdachte niet aannemelijk is geworden. Het verweer wordt verworpen."
3.3.
Wanneer de rechter zich - al dan niet in reactie op een bewijsverweer - in een nadere overweging beroept op bepaalde feiten of omstandigheden die door hem redengevend worden geacht voor de bewezenverklaring, moeten deze feiten of omstandigheden zijn vervat in de gebezigde bewijsmiddelen. Indien zij niet in de bewijsmiddelen zijn vermeld, moet de rechter met voldoende mate van nauwkeurigheid in zijn overweging (a) die feiten of omstandigheden aanduiden, en (b) het wettige bewijsmiddel aangeven waaraan die feiten of omstandigheden zijn ontleend. Een en ander heeft uitsluitend betrekking op feiten of omstandigheden die redengevend zijn voor de bewezenverklaring, en dus niet op feiten of omstandigheden en evenmin op verklaringen die de rechter in zijn nadere overweging onaannemelijk dan wel ongeloofwaardig acht. Die behoren dus niet te worden opgenomen onder de bewijsmiddelen. (Vgl. HR 20 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV3442, NJ 2012/204).
3.4.
Het Hof heeft de bewezenverklaring van het onder 4 tenlastegelegde mede doen steunen op de verklaring van de verdachte dat hij van zijn vader € 100,- per dag van de rekening mocht halen als vergoeding voor zijn werkzaamheden in de huishouding en voor de zorg voor zijn moeder (bewijsmiddel 8). In zijn hiervoor onder 3.2.3 weergegeven overweging heeft het Hof evenwel geoordeeld dat de stelling van de verdachte dat hij met zijn vader een overeenkomst had gesloten, waarbij de verdachte toestemming had gekregen een geldbedrag van € 100,- per dag op te nemen als beloning voor de zorg voor zijn moeder, onaannemelijk is.
3.5.
Het Hof heeft dit onderdeel van de verklaring van de verdachte, dat niet redengevend is voor de bewezenverklaring, dus ten onrechte onder de bewijsmiddelen opgenomen. Daarover klaagt het middel terecht.
3.6.
Nochtans leidt de gegrondheid van het middel niet tot vernietiging van de bestreden uitspraak. Dat berust op het volgende. In HR 11 september 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX0146, NJ 2013/241, rov. 2.2.5 is geoordeeld dat van onvoldoende te respecteren belang als bedoeld in art. 80a RO sprake kan zijn bij bepaalde gebreken in de bewijsmotivering die voordien grond plachten te vormen voor vernietiging, waarbij te denken valt aan gevallen waarin de bewezenverklaring – ook als het gebrek wordt weggedacht – zonder meer toereikend is gemotiveerd. In de onderhavige zaak, waarin de schriftuur is ingediend na de in dat arrest genoemde datum van 1 oktober 2012, is sprake van zo een geval. De bewezenverklaring is immers indien – in overeenstemming met de nadere, hiervoor onder 3.2.3 weergegeven bewijsoverweging van het Hof – voormeld onderdeel van de verklaring van de verdachte wordt weggedacht, zonder meer toereikend gemotiveerd. Daarom heeft de verdachte onvoldoende rechtens te respecteren belang bij vernietiging van de bestreden uitspraak.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
20 mei 2014.