Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
13 mei 2014.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 8 maart 2013 werd gewezen in de strafzaak met nummer 24/001214-10. De verdachte, geboren in 1986, heeft het beroep ingesteld via zijn advocaten, mr. G.G.J. Knoops en mr. S.C. Post, beiden werkzaam in Amsterdam. In de schriftelijke middelen van cassatie die zijn ingediend, zijn verschillende argumenten naar voren gebracht ter ondersteuning van het beroep.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, wat betekent dat hij van mening is dat de zaak niet in behandeling moet worden genomen door de Hoge Raad. De raadslieden van de verdachte hebben hierop schriftelijk gereageerd, maar de Hoge Raad heeft geoordeeld dat de ingediende middelen niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat bepaalt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 13 mei 2014 het beroep verworpen. Dit arrest is uitgesproken door de raadsheer J. de Hullu als voorzitter, samen met de raadsheren Y. Buruma en N. Jörg, in aanwezigheid van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster. De uitspraak vond plaats tijdens een openbare terechtzitting.