Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
13 mei 2014.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, gedateerd 6 augustus 2012, met nummer 22/004225-10. De verdachte, geboren in 1962, heeft beroep in cassatie ingesteld. De verdediging werd gevoerd door mr. C.F. Korvinus en mr. P.J. Zandt, beiden advocaat te Amsterdam, die middelen van cassatie hebben voorgesteld. De schriftuur met deze middelen is aan het arrest gehecht en maakt daar deel van uit. De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, waarop de raadslieden schriftelijk hebben gereageerd.
De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), geen nadere motivering, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft op 13 mei 2014 het beroep verworpen, en dit arrest is gewezen door de raadsheer J. de Hullu als voorzitter, samen met de raadsheren Y. Buruma en N. Jörg, in aanwezigheid van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster. De uitspraak vond plaats ter openbare terechtzitting.